Zal de revolutie digitaal zijn

De revolutie zal digitaal zijn

In 2017 brak #MeToo, een hashtag die in 2006 voor het eerst werd gebruikt door activiste Tarana Burke, door naar het grote publiek. Het zijn twee kleine woorden om iets groots te zeggen: ja, ook ik maakte grensoverschrijdend gedrag mee. Drie jaar later kleurde Instagram zwart om uit te schreeuwen dat #BlackLivesMatter. En dit jaar nam een door AI gegenereerde afbeelding van een tentenkamp in een vallei het internet over, met witte tenten die de woorden All Eyes on Rafah spelden. Binnen twee dagen deelden meer dan 43 miljoen Instagrammers deze noodkreet voor Gaza.

  • Opinie

25 Sep 2024

11 minuten

Iedereen kent deze hashtags en beelden. Ze zijn uitgegroeid tot symbolen van massabewegingen die dankzij sociale media de hele wereld konden veroveren en een onmiskenbaar lawaai konden maken. Ze gaven ons nieuwe taal, vergrootten ons bewustzijn, veranderden de publieke perceptie. Toch wordt online activisme fel bekritiseerd. Gaat het over online activisme, dan vallen bij sommigen al snel termen als 'clicktivisme', 'slacktivisme' en 'performatief activisme'. Want is online een plaatje posten uit protest niet een beetje (te) gemakkelijk? Of erger: vooral bedoeld om jezelf met één click een betrokken imago aan te meten? Draagt het echt ergens aan bij?

Cyberwetgeving


Het zijn vragen waar geen eenduidig antwoord op te geven valt. We weten zelden met welke intentie iemand een hashtag deelt, of wat die persoon daarnaast offline doet om een protest te steunen. Je zou je zelfs kunnen afvragen of het onderscheid tussen online en offline activisme nog wel opgaat, zeker nu we 24/7 online zijn. Heel wat online campagnes, zoals #BlackLivesMatter, resoneerden zowel op sociale media als op straat. Het fysieke actievoeren heeft het digitale nodig om de boodschap te verspreiden en mensen te werven, maar omgekeerd vervangt het digitale nooit helemaal het fysieke. Mensen willen fysiek blijven samenkomen, hun ongenoegen letterlijk samen uitschreeuwen. De twee vullen elkaar aan en lopen in elkaar over.

 

Maria Ressa
Journaliste Maria Ressa houdt de openingstoespraak tijdens de 373e openingszitting van Harvard University in Cambridge, Massachusetts, VS, 23 mei 2024.

Wat we online doen, heeft bovendien steeds meer impact op ons offline leven. Maakte je vroeger een statement met stickers met activistische slogans op je spullen, vandaag plak je die (ook) online op je social media. Wie niet naar een protest gaat, maar wel online stelling inneemt, zet bovendien óók iets op het spel. Dat geldt heel concreet voor wie in landen woont waar 'cyberwetten' online kritiek op het regime gelijkstellen met smaad. In 2022 gebruikte Indonesië bijvoorbeeld artikel 27 van de Wet op Elektronische Informatie en Transacties, de zogenaamde cyberwet, om mensenrechtenactivisten Haris Azhar en Fatia Maulidiyanti aan te klagen. De activisten hadden in een YouTube-video de belangenconflicten tussen beleidsmakers en lokale mijnbouwbedrijven in West-Papua aangekaart. In de Filipijnen overkwam het Nobelprijswinnares Maria Ressa, chef van nieuwssite Rappler, en haar team. Ze werden beschuldigd van ‘cybersmaad’ nadat de nieuwssite kritisch berichtte over het beleid van president Duterte. Het zijn slechts enkele voorbeelden van landen waar wetten tegen cybercrime worden misbruikt om de vrije meningsuiting te onderdrukken en de ruimte voor activisme in te perken.

Online menigte

Ook in landen waar het recht op vrije meningsuiting beter gewaarborgd is, is je online uitspreken niet zonder gevolgen. Wie een mening uit op sociale media kan te maken krijgen met hevige publieke kritiek of cyberpesten. Dat mensen zich daarvan bewust zijn, toont een Brits onderzoek van YouGov uit 2021, dat uitwees dat bijna 60% van de Britten zich soms inhoudt om politieke en sociale opvattingen te uiten uit angst voor oordeel of negatieve reacties van anderen. Africa Brooke, auteur van het boek The Third Perspective: Brave Expression in the Age of Intolerance, stelt in een interview met The Guardian dat mensen elkaar online steeds meer behandelen als publieke figuren die ter verantwoording moeten worden geroepen. "De perceptie van een ‘externe’ menigte kan een geïnternaliseerde menigte creëren, die zelftwijfel, angst en de vrees voor oordeel aanwakkert," zegt Brooke. Dat leidt ertoe dat mensen soms kiezen om te zwijgen, ook over maatschappelijke kwesties die ze eigenlijk heel belangrijk vinden. Africa Brooke spreekt liever niet van het beladen woord cancel culture, maar stelt dat er online een vorm van 'collectieve zelf-sabotage' is ontstaan.


Online protesteren is dus niet per definitie veiliger dan demonstreren op straat. Vooral groepen die offline vaak met seksisme, racisme of discriminatie te maken hebben, lopen ook online een groot risico om belaagd te worden. Vrouwen die online zichtbaar zijn, zijn vaak doelwit van gendergerelateerd geweld, zoals seksistische en vernederende opmerkingen, intimidatie en bedreigingen. Mensen van kleur krijgen het het hardst te verduren: volgens onderzoek van Amnesty International lopen vrouwen van kleur 84% meer kans om op sociale media aangevallen te worden dan witte vrouwen. Ondanks dat digitale verbondenheid een nieuw fenomeen is, wordt geschat dat één op de tien vrouwen vanaf haar vijftiende met cybergeweld te maken heeft gehad, zo blijkt uit onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie. In Afrika zou het percentage vrouwen dat cybergeweld heeft meegemaakt, zelfs kunnen oplopen tot 73%. Online platformen hebben een ongekende kracht om gemarginaliseerde stemmen te versterken en gelijkgestemden te verbinden, maar zijn dus niet vrij van dynamieken van geweld, ongelijkheid en onderdrukking die al in de wereld aanwezig waren voor de komst van het internet.

Meer dan virtuele impact


Een andere veelgehoorde kritiek op online activisme is dat het minder impact heeft dan klassieke stakingen, protesten of lobbywerk. Maar klopt dat wel? In een artikel in De Volkskrant stelt Stefania Milan, hoogleraar Kritische Data Studies aan de Universiteit van Amsterdam, dat online campagnes hun effect niet missen. Over de virale All Eyes on Rafah-afbeelding zegt Milan: "Als we succes definiëren als een verandering in onze perceptie van een bepaalde realiteit, van wat goed of fout is, dan is het zeer waarschijnlijk dat deze campagne zijn doel bereikt. Laten we niet vergeten dat zo’n verandering vervolgens tot een verandering van beleid kan leiden."


Het massaal delen van beelden en hashtags laat politici, bedrijven en andere machthebbers letterlijk zien hoe burgers over belangrijke kwesties denken. Steeds vaker delen politici, organisaties en bedrijven bovendien zelf een populaire activistische hashtag of beeld. Soms is het gissen naar hun drijfveren: onderschrijven ze oprecht de boodschap, ervaren ze maatschappelijke druk om dat te doen of willen ze vooral meesurfen op een trend? Zelfs als machthebbers aan performatief activisme doen, kan dat iets in beweging brengen: als ze een campagne online steunen zonder hun beleid daar mee in overeenstemming te brengen, dan riskeren ze dat deze hypocrisie het onderwerp van een volgende hashtag wordt. Wordt die hashtag opgepikt door influencers, dan kan er razendsnel een sneeuwbaleffect ontstaan.

Als we succes definiëren als een verandering in onze perceptie van een bepaalde realiteit, van wat goed of fout is, dan is het zeer waarschijnlijk dat deze campagne zijn doel bereikt.

Platformdictatuur


Over hypocrisie gesproken: mensen en organisaties die online actief zijn om de wereld te verbeteren krijgen zelf ook het verwijt hypocriet te zijn. Want platformen als TikTok, Instagram, Facebook en X zijn commercieel, onethisch en weinig transparant. Toch posten activisten er content, want deze platformen zijn nu eenmaal dé plekken waar je mensen bereikt. Voor veel activisten is dat niet van harte, want ze zijn zich ervan bewust dat deze platformen hun waarden niet delen, noch respect hebben voor de privacy van gebruikers. Om die reden zijn er al vaak bewegingen opgestart om mensen te laten overstappen naar veiligere en transparantere platformen, zoals Mastodon, maar dat blijkt moeilijk. En dus blijven X, Facebook en co de digitale dorpspleinen van de wereld.

Protest in Londen
Een demonstrant draagt een watermeloen-outfit om steun te betuigen aan Palestina. 27 juli 2024, Londen, UK. © © David Tramontan via Belga Image

Minstens zo kwalijk: doordat sociale media onmisbare megafonen voor campagnes zijn geworden, kunnen de bedrijven achter deze platformen hun stempel drukken op activisme. De algoritmes en gebruiksvoorwaarden van sociale media dicteren wat er wel en niet een groot publiek kan bereiken. Zo geven ze het publieke debat letterlijk mee vorm. All Eyes on Rafah klaagt bijvoorbeeld Israëlische bombardementen op vluchtelingenkampen in Gaza aan, maar doet dat zonder veel achtergrond mee te geven of verwondingen in beeld te brengen. Er is een goede reden dat deze campagne zo vormgegeven is. Er is gekozen voor een pakkend beeld in plaats van bijvoorbeeld een lange tekst met veel achtergrondinformatie, omdat sociale media draaien om beeld en video. Een tekst gaat veel minder snel viraal. Bloederige plaatjes mogen dan weer niet volgens de gebruiksvoorwaarden van de grote sociale media, daarom is er gekozen voor een door AI-gegenereerd beeld dat raakt, maar dat niet de echte mensen toont wiens levens worden verwoest. Het is een campagne gemaakt op maat van de algoritmes en gebruiksvoorwaarden van digitale platformen. Wil je als activist impact hebben, dan moet je haast zo te werk gaan.


Sociale mediabedrijven bepalen in grote mate zelf wat er wel en niet gereguleerd wordt op hun platformen. achterToen Elon Musk bijvoorbeeld Twitter overnam en tot X doopte, ontsloeg hij massaal medewerkers die zich bezighielden met 'content moderation', oftewel het scannen van tweets op zaken als haatspraak, andere vormen van geweld en misinformatie. Daarmee zou X er niet veiliger of betrouwbaarder op worden, maar niemand kon Musk tegenhouden. De gevolgen lieten zich raden. Amper een jaar na de aankoop van Twitter was het platform herleidt tot een ‘riool van desinformatie’, aldus het tijdschrift Foreign Policy. Time Magazine volgde door een ‘scherpe toename van schadelijke inhoud’ vast te stellen. The Guardian sprak in april 2024 nog over ‘toxic mess’.


Omdat het private bedrijven zijn, kunnen ze ervoor kiezen hun commerciële belangen boven het recht op informatie en vrije meningsuiting te plaatsen. Dat ze dit doen, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat op TikTok, Facebook en consorten sensatie beter scoort dan nuance, of uit de vreemde realiteit dat op Instagram tepels van mannen wel getoond mogen worden en die van vrouwen niet. Omdat er voorlopig geen beter alternatief is om impact te hebben, blijven activisten verwikkeld in een verwrongen relatie met deze platformen, die zo het wereldwijde debat blijven beïnvloeden.

AI en activisme


Het internet heeft het activisme ingrijpend veranderd, maar verandert ook zelf voortdurend. De recentste digitale evolutie is al bezig: die van kunstmatige intelligentie (AI). Hoe AI invloed zal hebben op activisme, is nog moeilijk te voorspellen. Activisten die vandaag AI-tools omarmen, geven een voorproefje. Zo is er een AI-tool ontworpen om activistische bewegingen te ondersteunen: Protest-GPT. Dit kunstmatige intelligentie-systeem kan grote hoeveelheden berichten van sociale media analyseren om trends te identificeren die relevant zijn voor activisme, maar het kan ook patronen van onrechtvaardigheid en discriminatie signaleren door verschillende bronnen, zoals nieuwsartikelen, officiële documenten en sociale media, te analyseren. Daarmee zouden activisten gerichter kunnen werken, hun acties beter onderbouwen en een groter publiek bereiken.


Waar kunstmatige intelligentie toe in staat is, laat ook het AI Benin Art Project zien, dat kunstwerken die tijdens de koloniale periode uit Benin zijn gestolen probeert te vinden door via AI archieven en databanken te doorzoeken. Met behulp van AI wordt er bewustzijn gecreëerd over de geschiedenis van de roofkunst en de rechtmatige eigenaars van deze kunststukken, om zo een bredere discussie op gang te brengen over de dekolonisatie van musea en privécollecties wereldwijd. Wat ooit onbegonnen werk leek, wordt met AI haalbaar; niet onbelangrijk wanneer er zoveel maatschappelijke kwesties zijn die aandacht verdienen.

Kunstmatige revolutie


Kunstmatige intelligentie zal, net als sociale media, niet alleen nieuwe mogelijkheden voor activisme aandragen, maar ook nieuwe uitdagingen creëren. Sommige van deze uitdagingen kennen we al. Overheden wereldwijd lopen vaak achter de feiten aan als het om digitale ontwikkelingen gaat en slagen er niet op tijd in om kaders te formuleren waarbinnen techbedrijven mogen bewegen. Dus is het niet verwonderlijk dat er bij AI-aanbieders dezelfde bezorgdheden over privacy, veiligheid en ethiek opduiken als bij de sociale mediareuzen. Een bijkomend manco is dat AI getraind is met bestaande data die vooroordelen, seksisme, racisme en discriminatie bestendigt. Daarom werkt bijvoorbeeld gezichtsherkenning beter bij witte dan bij zwarte mensen en kan het voorkomen dat een online vacature voor een loodgieter of IT-er niet aan vrouwelijke internetgebruikers getoond wordt. Ook kan AI foto's manipuleren en daarmee krachtige beelden zoals All Eyes of Rafah voortbrengen, maar er worden evengoed nepbeelden de wereld in gestuurd om het publieke debat te verstoren met fake news.

Black Lives Matter protest
Black Lives Matter / George Floyd protesten in Uptown Charlotte, US, 31 mei 2020 © Clay Banks / Unsplash

AI heeft daarnaast een nog grotere kostprijs voor het milieu dan sociale media. De datacenters die sociale media en AI mogelijk maken, hebben een torenhoog energieverbruik en dito CO2-uitstoot. Deze datacenters, gevuld met servers die constant draaien en gekoeld moeten worden, gebruiken vaak fossiele brandstoffen en hardware waarvoor kostbare grondstoffen gewonnen worden. In het bijzonder het trainen en gebruiken van geavanceerde AI-modellen vraagt veel rekenkracht en energie.
 

Toekomst


Wat heeft activisme nodig om in digitale tijden zo sterk mogelijk te resoneren? Om te beginnen een kritische blik, maar daarmee bedoelen we niet dat er een sterkere "call out-culture" nodig is. Integendeel. Mensen mogen oefenen met engagement en daarin soms falen, om het daarna opnieuw te proberen. Burgers hoeven niet perfect te zijn en bij de minste fout publiekelijk ter verantwoording geroepen te worden. Dat ligt anders voor publieke actoren en bedrijven. Als zij aan performatief activisme doen, mogen en moeten we hen ter verantwoording roepen. Ook de bedrijven achter digitale platformen en de overheden die hen zouden moeten reguleren verdienen een uiterst kritische blik. Het is in de eerste plaats hun verantwoordelijkheid om de impact van het internet te begrijpen en te kanaliseren – zodat iedereen zich er kan uiten zonder veiligheid, privacy en waarden te grabbel te gooien.


Een ding is zeker: revoluties, groot en klein, zijn vandaag (ook) digitaal. De potentieel transformerende kracht van online mobilisatie en collectieve actie is onmiskenbaar. Het vermogen van technologie om mensen te verbinden en een stem te geven aan gemarginaliseerde gemeenschappen moet worden gekoesterd. Daar mogen we ons echter niet door laten verblinden. Wie zich als burger of beroepsmatig bezighoudt met online activisme – en dat is vandaag haast iedereen – moet oog hebben voor zowel de mogelijkheden als de gevaren van de digitalisering van sociale bewegingen.

Dit stuk komt uit All Eyes On Activism, het nieuwe trendrapport van 11.11.11