Sektarisch geweld in Syrië: vijf vragen beantwoord
12 Mar 2025
9 minuten
Sinds 6 maart is er opnieuw sprake van een grote geweldsescalatie in Syrië. Wat gebeurde er de afgelopen week en hoe kan de Europese Unie helpen om de situatie te stabiliseren? In deze Q&A zet 11.11.11, dat ter plekke samenwerkt met verschillende Syrische organisaties, een aantal zaken op een rijtje.
1. Wat gebeurde er de afgelopen dagen?
Op donderdag 6 maart 2025 lanceerden aanhangers van de verdreven Syrische dictator Bashar Al-Assad een reeks gecoördineerde aanvallen en hinderlagen tegen de veiligheidsdiensten van de nieuwe regering. In de daaropvolgende dagen was er sprake van grootschalig geweld tegen Alawitische burgers, de geloofsgroep waartoe Assad behoort, in de kustprovincies Latakia en Tartus en in het platteland rond Hama.
Er is sprake van hele families die werden uitgemoord en standrechtelijke executies. Inwoners van Latakia, Jableh, Tartous en Banias verklaarden dat aanvallers huizen binnenvielen en plunderden en de bewoners executeerden, terwijl op sociale media talloze beelden circuleren van executies en de lichamen van tientallen slachtoffers op elkaar gestapeld liggen.
Mensen sloegen opnieuw massaal op de vlucht, waarbij er sprake is van 45.000 intern ontheemden en minstens 6.000 Syriërs die naar de Libanese Akkar-regio vluchtten. 11.11.11-partner Basmeh & Zeitooneh schoot onmiddellijk in actie om steun te bieden aan mensen op de vlucht in Syrië, terwijl onze partners Access Center for Human Rights (ACHR) en Centre Libanais des Droits Humains (CLDH) de nieuwe ontwikkelingen in Libanon nauwgezet opvolgen.
Hoewel het buiten kijf staat dat er zich de afgelopen week grootschalig sektarisch geweld voordeed, moeten veel foto’s en video's die via sociale media worden gedeeld zorgvuldig worden geverifieerd, in een context waarin desinformatie en nepnieuws zich razendsnel verspreidt.
De gepleegde wreedheden leidden de afgelopen dagen ook tot een wederzijds opbod aan sektarische haatuitingen, zowel online als offline. Tegelijk vinden over het hele land demonstraties plaats die zich uitspreken tegen het geweld en oproepen tot nationale eenheid. Tijdens een vreedzame sit-in in de hoofdstad Damascus, op 9 maart, riepen betogers bijvoorbeeld slogans als “Syrië is “één” en “geen vrede zonder gerechtigheid”. Deze manifestatie werd echter aangevallen en uiteengedreven door tegendemonstranten die scandeerden dat “Syrië Soennitisch is” en “we zullen de Alawieten doden.”
2. Wie is verantwoordelijk voor dit geweld?
De exacte dodentol is voorlopig onduidelijk, maar het betrouwbare Syrische Netwerk voor Mensenrechten (SNHR) stelt dat er tussen 6 en 10 maart minstens 803 mensen zijn gedood. Dit cijfer omvat 383 personen gedood door Assad-loyalisten (inclusief 211 burgers) en 420 burgers gedood door pro-regeringsmilities en de officiële veiligheidstroepen.
Het geweld dat op 6 maart uitbrak vormt hoe dan ook het dodelijkste geweld sinds de val van het Assadregime op 8 december 2024. De gecoördineerde aanvallen door Assad-loyalisten lijken erop gericht sektarische spanningen aan te wakkeren, het land in een burgeroorlog te storten en het nieuwe regime onder leiding van Hayat Tahrir al-Sham (HTS) te destabiliseren. Onmiddellijk na het begin van de pro-Assad aanvallen op 6 maart haastten gewapende mannen uit het hele land, in het bijzonder voormalig oppositiestrijders gelieerd aan het Syrische Nationale Leger (SNA), zich naar de kust. Het door Turkije gesteunde SNA is een militie met een lange gedocumenteerde staat van dienst van oorlogsmisdaden en aanvallen op minderheden in het noorden van Syrië, en haar strijders lijken verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de gepleegde misdaden tegen Alawitische burgers.
Video's van strijders die gelieerd zijn aan HTS en het vuur openen op Alawitische burgers doen daarnaast vragen rijzen over de betrokkenheid van de Syrische interim-president Ahmed Al-Sharaa en/of zijn vermogen om extremistische groepen en individuen in zijn gelederen onder controle te houden. Het geweld ondermijnt de geloofwaardigheid van Al-Sharaa’s eerdere beloftes om Syrische minderheden en vreedzame coëxistentie te beschermen. In slechts vier dagen tijd is een aanzienlijk deel van de goodwill die Al-Sharaa daarmee opbouwde in duigen gevallen.

3. Komt dit uit het niets?
Neen. Sinds 8 december doken regelmatig berichten op van geweld tegen Alawitische burgers en gevallen van wraakmoorden en kidnapping. Hoewel deze relatief beperkt in omvang bleven, voedden deze incidenten een diepgewortelde vrees en wantrouwen onder Alawieten over de intenties van de nieuwe machtshebbers in Damascus.
In een vermoedelijke poging om gewelddadige en sektarische vergeldingsacties van de nieuwe regering tegen Alawitische burgers uit te lokken, doodden Assad-aanhangers in februari 2025 per dag gemiddeld één soldaat of lid van de veiligheidstroepen van de interimregering. Vanaf eind februari nam de intensiteit en dodelijkheid van het gewapende verzet echter toe - met 14 aanvallen en 19 doden tussen 25 februari en 4 maart. Op 6 maart richtten Assad-aanhangers ook een “Militaire Raad voor de Bevrijding van Syrië” op, onder leiding van brigadegeneraal Giyath Dala. Deze voormalige commandant van de beruchte “Vierde Divisie” (een legereenheid geleid door Bashar Al-Assad’s broer Maher) was sinds 2011 betrokken bij tal van oorlogsmisdaden.
De gruweldaden van de afgelopen dagen bevestigen eerdere waarschuwingen dat Syrië voorlopig onveilig blijft voor terugkeer en dat internationale actoren erg voorzichtig moeten zijn bij het opschalen van terugkeerprogrammering naar Syrië. Zoals eerder benadrukt door 11.11.11 en onze partnerorganisaties valt sterk te bezien of de veranderingen in de Syrische veiligheidscontext sinds 8 december van duurzame aard zullen zijn. De wreedheden van de afgelopen week, en de potentiële verdere impact ervan, onderstrepen dit alleen maar.
4. Wat zijn de reacties?
Op 7 maart hield Al-Sharaa een toespraak waarin hij eiste dat de Assad-loyalisten de wapens neerleggen. De Syrische interim-president verklaarde daarbij dat “iedereen die ongewapende burgers schade berokkent of groepen straft voor de misdaden van anderen, streng ter verantwoording zal worden geroepen”. In zijn toespraak stelde de nieuwe Syrische leider ook dat “alle strijdkrachten die zich bij de conflictgebieden hebben gevoegd zich volledig moeten schikken naar de militaire en veiligheidscommandanten ter plaatse. Alle posities moeten onmiddellijk worden ontruimd om schendingen te voorkomen.”
Twee dagen later, op zondag 9 maart, riep Al-Sharaa een 7-koppige commissie in het leven om de gebeurtenissen sinds 6 maart te onderzoeken. Tijdens zijn toespraak beloofde Al-Sharaa dat “we iedereen die betrokken is bij het schaden van burgers stevig en meedogenloos ter verantwoording zullen roepen” en dat “niemand boven de wet zal staan”. In dezelfde toespraak kondigde hij ook de oprichting aan van een “Hoge Commissie voor burgervrede”, met als taken: 1) directe communicatie tot stand brengen met getroffen mensen uit het kustgebied en naar hen luisteren 2) de bewoners van het kustgebied de nodige steun bieden en hun bescherming en veiligheid garanderen en 3) werken aan het versterken van de nationale eenheid. Een positieve stap, maar activisten en Syrische partners van 11.11.11 reageren sceptisch. Ze wijzen daarbij naar het mislukken van de “Nationale Dialoog Conferentie” vorige maand en uitten hun bezorgdheid over de weinig diverse samenstelling van deze comités.
Op internationaal niveau veroordeelde de Europese Unie de aanvallen van Assad-loyalisten en alle geweld tegen burgers. De Amerikaanse buitenlandminister Marco Rubio legde de nadruk op het geweld tegen Alawieten en andere minderheden, hoewel het onduidelijk blijft in hoeverre minderheidsgroepen als de Christenen, Druzen en Koerden systematisch werden geviseerd. België stelde bij monde van buitenlandminister Maxime Prévot “erg bezorgd” te zijn over het geweld en benadrukte daarbij ook het belang van verantwoording en een vreedzame politieke transitie. Saudi-Arabië, Qatar en Turkije spraken hun steun aan de Syrische regering uit, terwijl Rusland en Iran hun bezorgdheid uitten.
Op maandag 10 maart had de Syrische President Al-Sharaa ook een historische ontmoeting met de Koerdische leider van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), Mazloum Abdi. Hierbij werd aangekondigd dat alle civiele en militaire instellingen in het noordoosten van Syrië zullen worden geïntegreerd in het Syrische staatsbestuur. Beide leiders verklaarden dat de SDF “de Syrische staat zal steunen in zijn strijd tegen de overblijfselen van Assad en alle bedreigingen voor zijn veiligheid en eenheid”, en spraken zich uit tegen “oproepen tot verdeeldheid, haatzaaiende taal en pogingen om tweedracht te zaaien onder de componenten van de Syrische samenleving.” Op 11 maart bereikte de regering in Damascus ook een akkoord met lokale leiders in Suweida, waardoor de provincie opnieuw volledig onder het gezag van de centrale regering komt.
5. Hoe moet het nu verder?
Syrië staat op een kruispunt, tussen een vreedzame politieke transitie en afglijden in een nieuwe spiraal van oncontroleerbaar geweld en chaos. Dat kon 11.11.11 zelf ook vaststellen tijdens een bezoek aan Syrië eind februari 2025. Het land ligt in puin en kreunt onder internationale sancties, terwijl Syriërs uitgeput zijn na veertien jaar oorlog en de touwtjes nauwelijks aan elkaar kunnen knopen. Israël bezet ondertussen delen van het land (nadat het eerder al de Golanhoogten illegaal annexeerde) en dreigt ermee het hele zuiden van Syrië in een “gedemilitariseerde zone” om te toveren.
De meeste personen en partnerorganisaties waarmee 11.11.11 ter plekke sprak benadrukten dat de nieuwe machthebbers op heel wat goodwill kunnen rekenen door hun rol in de verdrijving van Assad. Tegelijk waarschuwden ze dat de “wittebroodsweken” van Al-Sharaa snel voorbij zouden zijn als de nieuwe regering er niet in slaagt de economische- en veiligheidssituatie te verbeteren en een antwoord te bieden op de Israëlische bezetting. Dat kritische punt is nu reeds bereikt.

De internationale gemeenschap, die op 17 maart in Brussel verzamelt voor een internationale Syriëconferentie, beschikt dus over een beperkte “window of opportunity” van hooguit enkele maanden om een succesvolle politieke transitie te ondersteunen. Snelle en ambitieuze actie is nodig om te vermijden dat Syrië opnieuw wegzakt in een bloederige geweldscyclus:
- De EU en EU-lidstaten moeten de komende “Brussel 9”-conferentie over Syrië (17 maart 2025) aangrijpen om hun financiële steun voor humanitaire hulp, early recovery en wederopbouw in Syrië en zijn buurlanden te verhogen. Daarbij moet ook werk gemaakt worden van een verdere opheffing van sectorale sancties, die elk perspectief op duurzaam herstel in de kiem smoren.
- België en andere donorlanden moeten er nauw op toekijken dat elke vorm van terugkeerprogrammering zorgvuldig, geleidelijk en stapsgewijs wordt uitgevoerd. EU-lidstaten moeten burgers die Syrië ontvluchten toegang blijven verlenen tot hun grondgebied, het recht om asiel aan te vragen en asielaanvragen te hervatten garanderen, en ervoor zorgen dat het beginsel van non-refoulement te allen tijde wordt nageleefd.
- Donorlanden moeten de Brusselconferentie ook aangrijpen om technische en andere steun te mobiliseren voor de oprichting van een brede, inclusieve en niet-sektarische politieke transitie. In nauwe samenwerking met Syrische middenveldorganisaties moeten donoren technische steun mobiliseren voor een meer inclusieve Nationale Dialoogconferentie, en tegelijkertijd er op toezien dat het Syrische maatschappelijke middenveld de politieke transitie mee vorm kan geven.
De EU en de EU-lidstaten moeten ook snel werk maken van een nieuwe EU-Syriëstrategie, ter vervanging van de huidige strategie die dateert uit 2017. Dergelijke strategie moet voor 11.11.11 en haar Syrische, Libanese en Turkse partnerorganisaties uitgaan van de volgende doelstellingen: 1) een vreedzame, inclusieve en door Syriërs geleide politieke transitie; 2) effectieve early recovery en heropbouw inspanningen; 3) de creatie van de condities voor een veilige, vrijwillige en waardige terugkeer van Syrische vluchtelingen; 4) het verzekeren van de betrokkenheid van Syriërs en het Syrische maatschappelijk middenveld bij de opbouw van een nieuw Syrië; 5) blijvende steun en bescherming voor Syrische vluchtelingen in de buurlanden; en 6) zorgen voor verantwoording voor ernstige schendingen van het internationaal recht en het bevorderen van transitional justice.
Op korte termijn is het ook belangrijk om de gebeurtenissen van de afgelopen dagen grondig te onderzoeken en de verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen te bestraffen:
- België en andere leden van de VN-Mensenrechtenraad, die op 18 maart in Genève over Syrië zullen debatteren, moeten de bestaande VN-onderzoekscommissie voor Syrië vragen een speciaal onderzoek in te stellen naar alle de schendingen van het internationaal recht die sinds 6 maart 2025 in Syrië zijn begaan. VN-lidstaten moeten de nieuwe Syrische autoriteiten ook oproepen om journalisten in heel Syrië volledige en ongehinderde toegang te verlenen.
- EU-lidstaten kunnen daarnaast gebruik maken van het EU Human Rights Sanctions Regime tegen degenen die verantwoordelijk zijn bevonden voor gruweldaden tegen burgers sinds 6 maart.