"Als we vandaag onderwijzen zoals het hoort, is er hoop voor Congo"
Tijdens onze internationale onderwijsconferentie ontvingen we eind oktober 45 partners uit ons onderwijsnetwerk in Afrika en Latijns-Amerika. Na een goed gevulde dag wisen we toch nog twee van hen te strikken voor een goed gesprek.
07 Nov 2019
9 minuten
Soeur Petronille Ngama, zuster van Don Bosco, is directrice van de Don Bosco gemeenschap in Mbuji-Mayi, de hoofdstad van de Congolese provincie Oost-Kasaï. Sinds 2014 is ze in de lokale beroepsschool nauw betrokken bij het programma van VIA Don Bosco. Justin Koku, tevens Congolees, coördineert sinds drie jaar het tewerkstellingsbureau dat verbonden is aan de Don Bosco beroepsschool in Lubumbashi, in het Zuiden van het land. Het tewerkstellingsbureau begeleidt de leerlingen op hun zoektocht naar werk.
Jullie werken in het onderwijs. Waarom is investeren in onderwijs zo belangrijk?
Petronille: Jongeren zijn de toekomst van ons land, en we willen allemaal dat het beter wordt dan vandaag. Daarom moeten we vandaag de jongeren goed vormen en onderwijzen. Ik zeg altijd tegen de leerlingen: “Als je vandaag niet leert wat het betekent om goed te doen of hoe je behulpzaam moet zijn, dan zal je dat later ook niet doen, zelfs niet wanneer je een hoge functie hebt of zelfs minister bent”. Als we vandaag onderwijzen zoals het hoort, dan is er hoop voor de toekomst.
Hoe ziet de levensweg eruit van jongeren die bij jullie terechtkomen voor een beroepsopleiding?
Petronille: In onze school onthalen we kansarme jongeren. 80% van hen heeft geen vader meer. Omdat er geen werk is in Mbuji-Mayi gaan vooral mannen diamanten uitgraven in de oude diamantmijnen. Soms zijn er aardverschuivingen en storten ze in, waardoor veel vaders overlijden.
Deze jongeren leren al van jongs af aan om verantwoordelijkheid op te nemen. Op 10–12 jarige leeftijd beginnen ze dingen te verkopen om hun familie financieel te kunnen ondersteunen. Je ziet ook dat ze vaak al een enorm gewicht op hun schouders dragen. Zo kwam een leerling onlangs naar mij toe met de vraag naar een beetje geld. “Ik moet een doodskist kopen voor mijn kleine zus die overleed”, vertelde hij. “Thuis heb ik niets. Als jij me niets geeft, moeten we mijn kleine zus zonder iets begraven”. De tranen stonden hem in de ogen. “Ik ga nog harder werken zodat ik het geld kan teruggeven”, besloot hij zijn vraag. Dat zijn zaken die wij ons niet kunnen voorstellen. Hoe is het mogelijk dat zo’n zwaar gewicht op de schouders van een kind rust?
Justin: Bij ons in Lubumbashi zijn er veel straatjongeren die we onthalen in een opvanghuis. In eerste instantie werken we rond re-integratie. We gaan in gesprek met de familie van de jongeren om een terugkeer naar huis te onderhandelen. Als dat onmogelijk blijkt, krijgt het kind bijscholing en alfabetiseringslessen. Eens ze het niveau halen om een beroepsopleiding aan te vatten, komen ze naar onze beroepsschool. Na een opleiding van drie jaar begeleidt het tewerkstellingsbureau hen bij hun professionele integratie op de arbeidsmarkt.
Hoe komen jongeren in Lubumbashi op straat terecht?
Justin: Er zijn verschillende oorzaken. Er zijn families die van Mbuji-Mayi naar Lubumbashi komen op zoek naar een beter leven. Ze komen terecht in een duurdere stad en hebben geen werk. De ouders krijgen het moeilijk om hun kinderen te onderhouden, waardoor die de straat optrekken om hun eigen boontjes te doppen. Een andere groep zijn jongeren die op hun eentje naar Lubumbashi trekken omdat ze denken dat het leven daar makkelijker is. Wanneer ze aankomen, zien ze dat hun verwachtingen niet stroken met de realiteit, en belanden ze op straat. Daarnaast zijn er ook heel wat jongeren die uit hun gezin worden verdreven omdat ze beschuldigd worden van hekserij. Kinderen worden verstoten omdat er bijvoorbeeld ongeluk is in de familie en men denkt dat de oorzaak bij hen ligt.
Is er een verhaal dat jullie bijzonder inspireert om jullie dagelijks in te zetten voor deze jongeren?
Petronille: Gisteren namen we de metro hier in Brussel (tijdens de internationale onderwijsconferentie van VIA Don Bosco, nvdr), en die vertrok te bruusk waardoor ik bijna viel. Een meisje tegenover mij nam me vast en hielp mij. Ik keek haar aan – ze was ook Congolese – en plots herkende ik haar. Het was een van mijn meisjes: Bijou! Je kan dat toeval noemen, maar ik noem het een wonder. Ik dacht niet dat ik haar ooit weer zou zien. We omhelsden elkaar. Ze is getrouwd met een Belgische man die op een ambassade werkt en ook Bijou heeft hier werk gevonden, als bakker. Ze volgde jaren geleden een opleiding brood en banket bij ons. Dat geeft me zoveel vreugde. Het bevestigt echt de impact van ons werk. Zij leefde op straat. Ik weet nog dat ze op driejarige leeftijd op een regenachtige dag voor de deur van onze gemeenschap werd afgezet. Wij hebben haar onthaald als was ze een kerstcadeau. En nu zie ik haar terug in de metro in België. Mooi toch hé?
Wat is de relevantie van beroepsscholen als die van jullie in de context van Congo?
Petronille: Wij helpen arme en kwetsbare jongeren die nooit aan de universiteit zullen studeren omdat ze de middelen niet hebben. Ook zij moeten ook hun weg vinden in het leven. Bovendien zijn er zelfs jongeren die een staatsdiploma hebben en toch bij ons komen aankloppen voor een technische opleiding omdat ze geen werk vinden. Het is zeldzaam dat de jongeren die bij ons afstuderen geen werk vinden.
Ik voer dagelijks strijd voor de technische beroepen. Hoeveel grote diploma’s blijven er niet in de kast liggen? De vraag die we moeten stellen is niet hoeveel leerlingen jaarlijks een diploma halen, maar hoeveel leerlingen achteraf een job vinden. We stellen vast dat jongeren die een technisch beroep leren en met hun handen leren werken, later altijd hun weg vinden. We zien ook dat er amper werk is in de beroepen waarvoor jongeren in het hoger onderwijs worden opgeleid: literatuur, filosofie, biochemie, etc. Met onze beroepsopleidingen dragen we effectief bij aan de strijd tegen werkloosheid.
Justin: Het onderwijs in Congo is veel te theoretisch. Vroeger werden beroepsscholen zoals de onze beschouwd als scholen voor de ‘incapabelen’. Maar de realiteit vandaag is dat jongeren die bij ons opgeleid worden veel makkelijker hun weg vinden dan zij die grote academische studies volgen. De publieke sector biedt heel weinig werkgelegenheid. Ook in bedrijven is het aantal administratieve krachten of leidinggevenden beperkt. Als we dus 1000 jongeren opleiden in administratie, dan creëren we 900 werklozen. Bovendien, als een buitenlands bedrijf zich in Congo vestigt, vindt het vaak niet het personeel met de juiste vaardigheden. Vandaag hebben veel bedrijven in de bouw bijvoorbeeld chinees personeel. Buitenlandse werkkrachten komen hier werken terwijl de Congolese bevolking op zoek is naar werk. Dat is jammer! Daarom is het zo belangrijk om te investeren in kwaliteitsvol beroepsonderwijs.
Onze beroepsscholen zijn een referentie, ook voor de bedrijven, omdat er meer praktijk wordt gegeven. Bovendien zijn we erin geslaagd om het beeld te veranderen dat bedrijven van onze straatjongeren hebben. Daar ben ik fier op.
Zuster Petronille, welke acties heb je ondernomen om de school te doen evolueren tot de school die het vandaag is?
Petronille: Ik heb veel nadruk gelegd op ondernemerschap, omdat er in Mbuji-Mayi amper bedrijven zijn. Jongeren moeten zelf werk creëren. Leerlingen worden gedurende hun studies begeleid door een tewerkstellingsbureau. Maar ook daarna gaan we door met de begeleiding, zelfs wanneer de jongeren reeds aan het werk zijn. We bespreken met hen hun problemen en noden op de werkvloer. Op basis van die info doen we dan aan individuele begeleiding, of organiseren we bijscholingen. Daarnaast passen we de bestaande opleidingen aan om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de reële noden van de arbeidsmarkt.
Justin, jij werkt zelf in een tewerkstellingsbureau. Kan je mij uitleggen hoe jullie werken om ervoor te zorgen dat jongeren een baan vinden?
Justin: Het werk van een tewerkstellingsbureau situeert zich zowel tijdens als na de opleiding. Het begint al voor de inschrijving: we organiseren infosessies om jongeren te oriënteren. Ze krijgen uitleg over wat er van hen verwacht wordt en welke carrièremogelijkheden ze achteraf hebben. We presenteren hen ook cijfers met betrekking tot de werkgelegenheid voor de verschillende beroepen. Jongeren weten dus op voorhand wat de kans wordt om werk te vinden na hun opleiding. Veel jongeren willen initieel bijvoorbeeld mechanica studeren, terwijl er in landbouwbedrijven veel meer vraag is naar geschoolde werkkrachten, of terwijl schoenmakers veel makkelijker een winstgevend zaakje kunnen opstarten. We proberen dus de ogen van onze jongeren te openen, zodat ze een gemotiveerde keuze maken.
Vervolgens, tijdens de opleiding, organiseren we modules rond ‘levensvaardigheden’ waarin ze leren hoe ze zich moeten gedragen op de werkvloer, hoe ze een CV schrijven, etc. Daarnaast organiseren we ook bedrijfsbezoeken om ze reeds vroeg in de opleiding in contact te brengen met de wereld van het werk. Jongeren zien dan meteen hoe het er praktisch aan toe gaat. In het derde jaar organiseren we stages. We vormen bovendien de jongeren in ondernemerschap.
Justin, wat was jouw motivatie om te werken rond onderwijs en tewerkstelling voor kwetsbare jongeren?
Justin: Ik ben afkomstig uit een familie met 9 kinderen, waarvan ik de 7de ben. Toen ik 6 jaar was en net aan het eerste leerjaar begon, is mijn papa gestorven. Mijn grote broers konden hun studies niet verderzetten omdat er geen geld meer was. Ikzelf heb het geluk gehad dat ik werd opgevangen door iemand die mij ten laste wilde. Zo heb ik de lagere school kunnen afwerken. Ik heb vervolgens ook mijn middelbaar diploma behaald en ben zelfs naar de universiteit gegaan. Ik was de eerste universitair geschoolde van de familie. Uit dankbaarheid voor de kansen die ik kreeg, deed ik echt mijn best en heb ik een feilloos parcours afgelegd. De eerste jaren na mijn studies was ik werkloos, maar op een dag vond ik een job en was ik in staat om met eigen vleugels te vliegen. Ik ben toen zelfstandig gaan wonen en ben getrouwd.
Ik heb dus zelf ondanks de moeilijkheden veel kansen gekregen. Maar wanneer ik kinderen op straat zie leven, doet me dat altijd veel pijn. Ik ben opgegroeid in een regio waar het altijd warm is; maar in Lubumbashi kan het erg koud worden. Als ik vroeger kinderen op straat zag, stelde ik mezelf altijd weer de vraag: hoe komen die kinderen hier de nacht door, met die koude? Ik vroeg mij af of ik zelf niets kon doen voor hen. Ik heb altijd heel erg geapprecieerd wat Don Bosco deed. Alle straatkinderen in Lubumbashi kennen ‘Père Eric’ (een Belgische salesiaan die zich reeds vele jaren inzet voor straatkinderen, nvdr). Ik apprecieerde zijn werk enorm. Uiteindelijk ben ik dan zelf via een openstaande vacature bij de salesianen van Don Bosco terecht gekomen waar ik nu ook mijn steentje kan bijdragen.
Wat betekent Don Bosco in jullie leven?
Petronille: Het is de persoon die mijn werk, daden, inzet en toewijding heel erg beïnvloedt. Vanaf zodra ik opsta probeer ik alles te doen zoals Don Bosco het zou doen. Ik geloof ook in de jeugd zoals hij dat deed.
Justin: Hij is een groot voorbeeld, omdat hij de vriend van de jongeren was. Ik heb zelf een pijnlijke jeugd gehad. Enkele personen hebben mij heel erg geholpen in mijn leven. Iedereen die zich inzet om jongeren te helpen is een inspiratie voor mij. En Don Bosco nog het meest.