Image
rijstveld

Het mag nu echt wel iets meer zijn 

Opinie

50 jaar geleden beloofden de meest welvarende landen om 0,7% van hun BNI aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Vandaag, exact 50 jaar later, staan we verder dan ooit van het nakomen van die belofte. Wat een mijlpaal op vlak van internationale solidariteit zou moeten zijn, wordt zo een verjaardag in mineur.  
 

Image
rijstveld
Sigit Deni Sasmito/CIFOR

Laten we eerlijk zijn: in een ideale wereld zou er uiteraard geen sprake zijn van een belofte of een verjaardag, omdat er gewoon geen wereldwijde ongelijkheid en armoede zou zijn. Maar laten we ook niet naïef zijn en beseffen dat er nog veel inspanningen nodig zijn om díe mijlpaal te halen. Het is dan ook vooral een verjaardag in mineur omdat de beperkte middelen die wél besteed werden aan ontwikkelingssamenwerking, aantonen dat het wel degelijk een verschil maakt voor miljoenen mensen wereldwijd. Het is dus hoogdringend tijd om de 50 jaar oude belofte daadwerkelijk na te komen.  
 

Image
Els Hertogen, directeur 11.11.11

We moeten nadenken over een systeem dat niet langer gebaseerd is op de bereidheid van rijke landen om te geven, maar op een verplicht systeem van herverdeling van rijkdom op internationaal niveau

Els Hertogen
directeur 11.11.11

Wereldwijd geven de rijkste landen gemiddeld 0,30% van hun BNI aan ontwikkelingssamenwerking, voor Europa gaat het om 0,46%. België bungelt met 0,42% onder het Europese gemiddelde. Oxfam International schat dat ontwikkelingslanden sinds 1970 in totaal 5,7 triljoen dollar misliepen. Onder dit gebrek aan animo sluimert vermoeidheid over ontwikkelingssamenwerking. Als die vele miljarden van de afgelopen 50 jaar armoede en ongelijkheid niet hebben uitgegomd, is ontwikkelingssamenwerking dan de juiste weg?

Toch wel. Ontwikkelingssamenwerking kan wel degelijk een hefboom zijn in landen om te komen tot een meer rechtvaardige samenleving. Meer dan een derde van de mensen in extreme armoede kon daaraan ontsnappen dankzij toegang tot sociale bescherming. Het sterftecijfer bij kinderen onder vijf jaar is tussen 1990 en 2015 gehalveerd. Moedersterfte daalde in die periode met bijna de helft door investeringen in de gezondheidszorg en verbeterde leefomstandigheden. Jawel, beste critici, ontwikkelingssamenwerking kan successen voorleggen.

Maar corona drukt ons met de neus op de feiten: zolang het virus niet overal overwonnen is, verliezen we de oorlog. Volgens de Wereldbank dreigt de economische tsunami van de corona-epidemie de vooruitgang die het afgelopen decennium geboekt is in de strijd tegen armoede en ongelijkheid weg te vagen. En wat voor corona geldt, geldt voor zoveel andere globale uitdagingen zoals klimaatverandering, die we alleen met zijn allen kunnen aanpakken. De sterke schouders moeten de zwaarste lasten dragen.

Geen gunst maar een recht

Laat ons het eens anders bekijken. Laat ons ontwikkelingssamenwerking niet zien als een gunst, maar als een recht, verankerd in internationale, Europese en ook Belgische wetten en verdragen. Ontwikkelingssamenwerking kan en moet de toegang tot universele basisrechten zoals voeding, gezondheid, onderwijs en een waardige job mee garanderen. Ze moet de democratische ruimte mee vrijwaren, zodat mensen hun rechten kunnen claimen. En ze moet effectief zijn. Sommige maatschappelijke sectoren helpen de ongelijkheidskloof beter te dichten dan andere: goede gezondheidszorg, degelijk onderwijs en stevige sociale bescherming geven mensen en landen een buffer om schokken op te vangen en sneller op te veren.
Laat ons echter geen valse verwachtingen creëren.

Ontwikkelingssamenwerking is maar een deel van de oplossing. Het is slechts één instrument van herverdeling. Alle heil hiervan verwachten gaat voorbij aan de vaststelling dat het globale Zuiden nog altijd veel meer geld verliest dan dat het wint met ontwikkelingssamenwerking. Zo vloeit er elk jaar 200 miljard dollar via belastingontduiking weg uit lage inkomenslanden, meer dan de 130 miljard dollar die ze via ontwikkelingssamenwerking krijgen. De exploitatie en uitbuiting op internationaal niveau neemt ook andere vormen aan, zoals de ontginning van natuurlijke rijkdommen en de impact van klimaatverandering door onze CO2-uitstoot. Naast deze actuele verantwoordelijkheid is er ook de historische verantwoordelijkheid onder de vorm van koloniale erfenis die maakt dat we misschien eerder over herstelbetalingen of internationale solidariteit moeten spreken dan over ontwikkelingssamenwerking.

Op gelijke voet

Wat daarom nodig is, is een transitie naar een sociale, ecologische en rechtvaardige wereldeconomie die de basisrechten voor iedereen garandeert. Dat betekent ook toegeven dat de huidige 0,7% een cruciale stap, maar veruit onvoldoende is. En dat de huidige verhoudingen, waarbij ‘arme’ landen afhankelijk zijn van de goodwill van 'rijke' landen onhoudbaar zijn.

Beslissingen over wat wel of niet Officiële Ontwikkelingssamenwerking is (Official Development Aid) zijn niet alleen een zaak van donorlanden. Ze moeten er komen met regeringen van ontwikkelingslanden op gelijke voet en met de betrokkenheid van het middenveld. We moeten nadenken over een systeem dat niet langer gebaseerd is op de bereidheid van rijke landen om te geven, maar op een verplicht systeem van herverdeling van rijkdom op internationaal niveau. Weg van liefdadigheid en, ja, van die zweem van kolonialisme, richting solidariteit uit rechtvaardigheid.

Die nood erkennen betekent niet dat we de oude belofte moeten loslaten. Integendeel. Internationale solidariteit is nodig, vandaag meer dan ooit. Het is daarom goed dat in het nieuwe federale regeerakkoord een bindend groeipad naar de 0,7% is opgenomen. We vragen de nieuwe regering: maak het nu waar, met een reële toename van middelen, met de bestrijding van ongelijkheid en armoede als doel. De ontwikkelingssamenwerking van 50 jaar geleden is niet dezelfde ontwikkelingssamenwerking als vandaag. We leerden en evolueerden en moeten en zullen dit blijven doen. Vertrekkende van alle kracht en dynamieken die reeds aanwezig zijn in het Globale Zuiden. Vanuit echte samenwerking. Het is hoog tijd om onze 50 jaar oude belofte in te lossen, uit solidariteit. 0,7% is, in het licht van alle uitdagingen, al bij al een bescheiden bijdrage. Het mag nu echt wel iets meer zijn.

Dit opiniestuk verscheen op 22 oktober in De Standaard