Wijst Daniel Ortega zijn collega’s de weg richting dictatuur?
De president van Nicaragua heeft een bijzonder parcours afgelegd: van verzetsstrijder tot dictator. Hoe kon de man zo machtig worden? Wat leren zijn collega’s van zijn opkomst? En welke lessen kunnen wij trekken? Een overzicht.
09 Dec 2022
7 minuten
Daniel Ortega was een eerste keer president van Nicaragua van 1985 tot 1990. In 2006 kwam hij opnieuw aan de macht. Hij won toen de verkiezingen met 38% van de stemmen, maar door een pact met de corrupte ex-president Aleman was de tweede ronde afgeschaft en hoefde hij geen meerderheid van de stemmen te halen.
Populariteit als opstap naar dynastie
Ortega’s populariteit steeg snel. De economische groei en de Venezolaanse oliedollars werden geïnvesteerd in sociale projecten, vaak met een cliëntelistisch karakter. Grote infrastructuurwerken en de groei in het toerisme droegen bij tot de positieve flow in het land. Maar tegelijk legde Ortega Nicaragua volledig in handen van zijn eigen dynastie, zonder hinder van democratische regels en controles. Hij werkte zijn vrouw Rosario Murillo stap voor stap op tot vicepresident – ze heeft momenteel de werkelijke macht in het land. Zijn kinderen gaf hij hoge politieke functies of televisiezenders. Van de oppositiepartijen maakte hij satellietpartijen, die de verkiezingen een democratisch schijn moesten geven. Het middenveld – dat een historische band heeft met zijn partij, de Frente Sandinista de Liberación Nacional of FSLN – werd niet meer dan een applausmachine. Uiteindelijk slaagde het presidentskoppel erin om alle instituties – parlement, justitie, ministeries, leger en politie – te controleren.
Maskers vallen af
In Nicaragua spraken analisten van een dictablanda, een soort ‘zachte dictatuur’. De redenering was dat het beleid wel autoritaire kenmerken en tendensen kende, maar niet te vergelijken was met de militaire dictaturen van de jaren ’70 en ’80 op het continent. Opposanten verdwenen niet, er waren geen politieke gevangenen die gemarteld werden in gevangenissen en er was een zekere vorm van persvrijheid. In april 2018 viel het masker van het regime echter af. Toen voor het eerst grootschalige volksprotesten uitbarstten tegen het regime, beantwoordde de politie dat met grof geweld. De dictatuur zette ook gewapende paramilitairen in, die het vuur openden op onschuldige studenten en betogers. Ruim 350 Nicaraguanen lieten het leven en duizenden sloegen op de vlucht voor politievervolging.
Sindsdien is Nicaragua afgegleden tot een totalitaire dictatuur, zoals het land kende onder de familie Somoza. Het is ironisch dat Daniel Ortega, die deel uitmaakte van de bevrijdingsbeweging, nu zelf een familiedynastie uitbouwt die het land als haar eigendom beschouwt. En net zoals in de tijd van de Somoza’s de politieke oppositie uitschakelt, verkiezingen vervalst, ngo’s en middenveldorganisaties vervolgt, de persvrijheid uitschakelt en opposanten in de gevangenis wegstopt om in het zadel te blijven.
Jacht op ngo’s
Zowel FOS als gezondheidspartner CEPS werd slachtoffer van Ortega’s jacht op het middenveld. Het regime nam onze rechtspersoonlijkheid af, een lot dat ook CEPS en intussen meer dan 3000 andere Nicaraguaanse en internationale ngo’s (waaronder Oxfam) is beschoren. CEPS kwam in het vizier nadat het centrum informatie verspreid had over de omvang van de covid-pandemie in Nicaragua. Dat was verboden in het land. Volgens het officiële discours waren er namelijk nauwelijks gevallen, en nog minder ziekenhuisopnames en overlijdens. De kantoren van CEPS werden door de politie bezet en het personeel op straat gezet. De organisatie bleef echter niet bij de pakken zitten en heeft zich opnieuw opgericht in een ander land in de regio. We zullen daar met de organisatie blijven werken aan een betere gezondheid voor Nicaraguaanse migranten.
Brengen de buurlanden redding?
Door de repressie trekken steeds meer Nicaraguanen weg, onder meer naar de buurlanden Costa Rica en Honduras. Costa Rica is helemaal anders dan Nicaragua. Het land is al decennialang een voorbeeld in Centraal-Amerika. Het heeft niet alleen een welvaartsstaat op Centraal-Amerikaanse maat uitgebouwd, maar kan ook een mooi rapport voorleggen op vlak van democratie, milieu- en mensenrechten. Zo schaftte het land het leger af in 1948.
Toch lijkt Costa Rica niet helemaal te ontsnappen aan autoritaire tendensen. De pas verkozen president Rodrigo Chaves wordt in eigen land vergeleken met Trump, met zijn populistische stijl en tirades tegen rechters en ex-presidenten. Vooral zijn aanvallen tegen de pers vallen op. Tijdens de verkiezingsperiode brachten journalisten aan het licht dat hij beschuldigd werd van seksuele intimidatie tijdens zijn job als manager bij de Wereldbank. Hij antwoordde dat hij de twee grootste nieuwskanalen van het land zou “vernietigen met de kracht van een tsunami”. Na zijn verkiezing is hij niet gekalmeerd, integendeel. In een recente toespraak vergeleek hij journalisten met ratten en zijn regering sloot een bedrijf dat één van de grootste financierders is van een kritische krant. Commentatoren zien daarin een slinkse manier om de pers aan banden te leggen. Het is verontrustend dat uitgerekend in Costa Rica de vierde macht wordt aangevallen door de president.
Een ander lichtpunt in de regio is Honduras. De verkiezing van Xiomara Castro tot de eerste vrouwelijke president in de geschiedenis van het land markeert ook de terugkeer van de democratie na acht jaar narcodictatuur. Castro torst een zware erfenis. Zowat alle instellingen – inclusief politie, leger en gerecht – zijn onder oud-president Juan Orlando Hernández ten prooi gevallen aan de drugsmaffia. Castro belooft dat ze de corruptie met wortel en tak zal uitroeien. Daarvoor zal ze de hulp van de Verenigde Naties inroepen.
Het is bemoedigend dat het land de omgekeerde beweging lijkt te maken. Maar er is reden tot bezorgdheid. In haar kabinet heeft Xiomara maar liefst drie familieleden benoemd: haar echtgenoot en ex-president Manuel Zelaya, haar zoon Héctor Manuel en haar neef José Manuel. Haar dochter is een belangrijk parlementslid en ook andere benoemingen ruiken naar vriendendiensten. Zelaya werd in 2009 overigens afgezet met een staatsgreep, nadat hij zelf een referendum organiseerde om zijn herverkiezing mogelijk te maken, wat ook in Honduras ongrondwettelijk is. Het blijft ook wachten op de ondertekening van het akkoord met de Verenigde Naties. Pas dan zal duidelijk worden of het Castro echt menens is met de aanpak van corruptie in het land.
Bien étonnés de se trouver ensemble
Autoritaire regimes komen weer een voor een op in Centraal-Amerika. Eerder berichtten we al over de stappen die de Salvadoraanse president Nayib Bukele zet om zijn macht te verankeren. Ze lijken verdacht veel op die van Daniel Ortega. Ook in Guatemala gaat het sinds 2016 de slechte kant op. Hoe komt het dat nauwelijks dertig jaar na het einde van de militaire dictaturen opnieuw corrupte, autoritaire regimes opduiken, en zelfs totalitaire dictaturen als in Nicaragua? Bovendien kwamen de leiders ditmaal aan de macht via democratische verkiezingen, door de bevolking verkozen, en niet met geweld zoals in de vorige eeuw.
Eén van de problemen is dat het politieke democratiseringsproces nooit gepaard is gegaan met ‘sociale democratisering’. El Salvador, Guatemala en Honduras zijn verzand in een moeras van armoede, werkloosheid, drugssmokkel en bendegeweld. In El Salvador heeft het linkse FMLN wel enige sociale vooruitgang gebracht, maar voor de bevolking was die duidelijk ruim onvoldoende. Bovendien bezondigde de linkerzijde zich aan dezelfde corruptiepraktijken eens ze aan de macht was als rechts. Dat maakt de weg vrij voor populisten zoals Bukele, die met een erg autoritaire stijl de problemen belooft aan te pakken.
Leren van elkaars aanpak
Opvallend is dat de nieuwe autocraten hetzelfde discours en op veel vlakken hetzelfde beleid voeren, ondanks de zogenaamde ideologische verschillen. Zowel Giammattei in Guatemala en Hernández, die een duidelijk rechts profiel hebben, als Ortega, die zichzelf links noemt, en Bukele, die zich profileert als ‘noch rechts, noch links’. Komt er kritiek vanuit het middenveld of mensenrechtenorganisaties? Dan worden ze gecriminaliseerd en beschuldigd als ‘buitenlandse agenten’. Komt de kritiek van buitenaf? Dan wordt een ‘soevereiniteitsdiscours’ bovengehaald. In die zin is het verontrustend dat zelfs de regering-Castro op die manier reageerde toen Hondurese ministers op de lijst Engel geplaatst werden.
Ook op internationaal vlak houden de autocraten elkaar de hand boven het hoofd. Daniel Ortega en Juan Orlando Hernández hadden een uitstekende relatie. Die laatste was ook als enige staatshoofd aanwezig op Ortega’s inauguratie na de verkiezingsfarce. Bukele had eerst grote kritiek op Hernández en Ortega, maar vandaag onthoudt El Salvador zich bij stemmingen in internationale organen over mensenrechtenschendingen in Nicaragua. Het is natuurlijk moeilijk om op het internationaal toneel iemand te veroordelen als je in eigen land dezelfde weg inslaat. Opnieuw is het verontrustend dat Xiomara Castro koud en warm blaast. Ideologie, ‘links’ of ‘rechts’, doet er niet veel toe in Centraal-Amerika, als het gaat om elkaars rug te dekken bij het installeren van corrupte dictaturen.
Blijven inzetten op sociale verandering
De opkomst van nieuwe autoritaire figuren toont hoe belangrijk een sociaal beleid is voor een goed werkende democratie. We blijven daarom samenwerken met vakbonden en gezondheidsorganisaties die duurzame sociale veranderingen kunnen teweegbrengen. Tegelijk waarschuwen de recente ontwikkelingen ons dat we ons niet blind mogen staren op de labels ‘links’ of ‘rechts’. Wanneer de democratie en mensenrechten in gevaar zijn, is dat nooit oké. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met sociale rechtvaardigheid.
Auteur: Jasper Rommel