Papua, belangenconflicten en YouTube: de grote taboes van Indonesië
Bersihkan Indonesie, oftewel ‘schoongemaakt Indonesië’, onder die noemer bracht een aantal Indonesische ngo's een controversieel rapport uit over de toestand in Intan Jaya, een district in het onrustige West-Papua. Met hun rapport leggen milieu- en mensenrechtenactivisten de banden tussen het staatsapparaat en lokale mijnen bloot in één van de belangrijkste ‘slapende’ conflicten van Zuidoost-Azië.
08 Oct 2021
5 minuten
West-Papua wordt bestuurd vanuit Indonesië, maar roert zich steeds actiever tegen de manier waarop Jakarta zich opstelt. De roep naar onafhankelijkheid groeit, wat meer repressie en geweld in de regio tot gevolg heeft. Het conflict in Papua heeft haar wortels in 1962. In dat jaar eiste Indonesië de controle over het gebied op, tegen de zin van de Free Papua Movement. Vanuit deze onvrede woedt er al jaren een guerrillaoorlog van lage intensiteit die vooral de Indonesische veiligheidstroepen als mikpunt hebben. De Indonesische regering wordt beschuldigd van een genocidale campagne tegen de inheemse bevolking waarbij willekeurig geweld en onderdrukking van vrije meningsuiting vaste recepten zijn.
De afgelopen drie jaar hebben de operaties van Indonesische strijdkrachten in de centrale hooglanden van de provincie Papua geleid tot een escalatie van gewapende conflicten met de gewapende oppositiegroep West Papua National Liberation Army, en tot geweld op burgers, vooral in het district Intan Jaya. In het rapport 'The Economic-Political of Military Placement in Papua: The Case of Intan Jaya' wordt beschreven hoe de inzet van militairen en politie rond de mijnconcessies in deze regio direct of indirect verbonden is met bedrijven waarin voormalige generaals financiële belangen hebben.
Het rapport van 10 middenveldorganisaties, waaronder KontraS, WALHI en Jatam, drie partners van 11.11.11, identificeren onder andere 'superminister’ Luhut Binsar Pandjaitan, als één van de voornaamste betrokkenen. De ex-militair en rechterhand van president Jokowi blijkt onder meer aandeelhouder van de PT Toba Sejahtera Group, een bedrijf dat via tal van constructies actief is in de mijnindustrie in Papua.
Mensenrechtenactivisten komen onder vuur
Hoewel het rapport al verscheen op 12 augustus, kwam pas een week later een felle tegenreactie op gang nadat een mensenrechtenactivist Haris Azhar er aandacht aan besteedde op zijn Youtubekanaal. De tegenreactie werd geen inhoudelijk antwoord. Minister Luhut koos voor de confrontatie en diende een klacht in tegen zowel Haris als Fatia Maulidiyanti, de coördinator van ngo KontraS. Zij was te gast in de desbetreffende video. Tijdens die bewuste uitzending stelde Haris vragen over het rapport aan Fatia en aan de directeur van Walhi-Papua, die ook meewerkte aan het rapport.
Shrinking space
Dit is het zoveelste incident waarbij mensenrechtenactivisten gecriminaliseerd worden door de overheid. Vandaar dat Haris en Fatia dit niet zomaar naast zich neer willen leggen, ze willen dit aangrijpen om de internationale gemeenschap erop te wijzen dat de mensenrechtensituatie in het land snel aan het afglijden is naar een gevaarlijk niveau. Vooral de vrijheid van meningsuiting is in gevaar. "Wij zijn het middenveld, wij hebben het recht en zelfs de plicht om beleidsverantwoordelijken tot de orde te roepen", benadrukken Fatia en Haris. Hun campagne sluit helemaal aan bij de 11.11.11-campagnes van de afgelopen 2 jaar, toen die changemakers in de kijker zette, mensen die problemen aankaarten en zich niet laten intimideren door het beleid.
De International Federation for Human Rights (FIDH) lanceerde reeds een oproep om een brief te schrijven naar de Indonesische president met de vraag om de klacht ongedaan te maken zodat een grondige discussie over de ware aard van beweringen kan gevoerd worden. De klacht is immers een bedreiging, geen uitnodiging voor een dialoog volgens FIDH. "Waarom wil Luhut niet met ons in gesprek gaan? Het kan toch niet dat hij boven de wet staat?” Haris nodigde de minister uit om op zijn YouTube kanaal in debat te gaan, maar dat weigert hij.
Het regent steeds meer klachten tegen activisten in Indonesië: zo werd Greenpeace onlangs aangeklaagd omwille van een projectie op het gebouw van de anti corruptiecommissie (KPK) wiens onafhankelijkheid ondermijnt wordt. Twee medewerkers van Indonesian Corruption Watch werden eveneens gedagvaard door de kabinetschef van de president, eveneens een ex-militair, nadat ze stelden dat hij belangen had in het bedrijf dat in Indonesië Ivermectin produceert, het medicijn dat plots opdook als (vals) geneesmiddel voor COVID-19 patiënten.
Daarnaast werden diverse kritische murals overschilderd, diverse online critici werden verplicht om hun commentaar in te trekken en hun verontschuldigingen aan te bieden. "Dit creëert steeds meer een sfeer van een zachte dictatuur. Door intimidatie, criminalisering en ook veroordelingen voor 'ongeoorloofde' kritiek, doen steeds meer mensen aan zelfcensuur. Zo worden ze stilaan monddood gemaakt."
Waar is ons recht op protest?
Het is ook tekenend dat de klacht komt nadat die verschijnt op sociale media. De overheid is gefixeerd op de sociale media, en maakt misbruik van een strenge cyberwet om activisten die zich uitspreken over de mensenrechtensituatie in Indonesië te kunnen aanpakken. Samen met de Indonesische partners vraagt 11.11.11 dat België en in het bijzonder ook de EU de situatie van dichtbij opvolgt, en hun bezorgdheid over deze krimpende ruimte voor het middenveld uit bij hun contacten met Indonesische beleidsmakers en officials. Dit kan bijvoorbeeld bij de volgende ronde van de onderhandelingen over een nieuw handelsakkoord tussen de EU en Indonesië.
Fatia besluit: