Image
© WTO

Komt het multilateralisme aan zijn eind op de 13de WTO ministerconferentie in Doha ?

Politiek

Van 26 tot 29 februari 2024 vindt in Abu Dhabi de 13de WTO ministerconferentieplaats. Wellicht wordt het een ongeluksgetal voor het multilateralisme waarop de Wereldhandelsorganisatie zou moeten geschoeid zijn, maar dat door het eigenbelang van de rijke landen aan de kant wordt geschoven.

De oprichting van de WTO in 1995 moest een einde maken aan het tijdperk waarin de industrielanden onder elkaar de regels van de wereldhandel bepaalden via de GATT-akkoorden (Algemene Akkoorden over Tarieven en Handel). In de WTO zouden ook al de lage inkomenslanden die dat wensten vertegenwoordigd zijn en zou er rekening gehouden worden met hun geringere economische ontwikkeling bij de opstelling van de regels. De WTO-ministerconferentie zou de beslissingen nemen, het WTO-secretariaat de uitvoering opvolgen en de onderhandelingen organiseren en een WTO-Geschillenregelingsorgaan zou geschillen over de uitvoering van de WTO-regels beslechten.

WTO lost verwachtingen niet in

Bijna 30 jaar later kan men alleen maar vaststellen dat de WTO de verwachtingen niet heeft ingelost:

  • er zijn nauwelijks nieuwe akkoorden afgesloten,
  • de inbreng van de lagere inkomenslanden wordt door de industrielanden genegeerd en gemarginaliseerd en
  • het geschillenregelingsorgaan wordt geboycot door de VSA.

Tegelijk is er het morele deficiet: in volle Coronacrisis weigerden de rijke landen om hun patenten op Covid-19 vaccins - zelfs maar tijdelijk- te delen met de lagere inkomenslanden ten koste van tienduizenden mensenlevens.

Van multilateraal naar plurilateraal

Op de 11-de WTO Ministerconferentie in Argentinië namen de rijke landen de vlucht vooruit en lanceerden ze een reeks van nieuwe “plurilaterale” onderhandelingen zonder een consensus onder de lidstaten, dus enkel met de landen die wensten mee te doen. Daarmee kwam een einde van het multilaterale experiment dat in 1995 was begonnen. Sindsdien gaat het van kwaad naar erger in de WTO: lagere inkomenslanden worden met medewerking van het WTO-secretariaat meer en meer buiten spel gezet. Met hun voorstellen en noden (zie de voorbeelden in de kaderstukjes hieronder) wordt nauwelijks nog rekening gehouden.

Toch zal 13de WTO conferentie wellicht uitpakken met nieuwe  plurilaterale “successen”, namelijk over  Digitale handel (“E-commerce”) en  Investeringsbevordering (“Investment Facilition”) en daarmee het multilateralisme verder ondergraven.

Kader 1 - Openbare voedselstocks

Jarenlang hebben lagere inkomenslanden de massale subsidiëring van de landbouwsector in de rijke landen aangeklaagd en de bijbehorende dumping van voedseloverschotten op de wereldmarkt.  Hiermee werd de overlevingslandbouw in lage inkomenslanden ondermijnd.

Ondertussen hebben de rijke landen hun landbouwbeleid herzien en andere vormen van steun aan hun landbouw bedacht. Tegelijk eisen ze nu dat lagere inkomenslanden geen eigen voedselstocks meer aanleggen maar zich op de wereldmarkt bevoorraden.

Maar de wereldmarktprijzen zijn grillig en houden te veel risico’s voor lagere inkomenslanden. Daarom koopt de overheid in sommige landen een groot deel van de oogst op aan vastgelegde prijzen en verdelen ze die stocks aan betaalbare prijzen als de nood hoog is. Zo vermijden ze hongersnood. Maar de rijke landen, inclusief de EU, willen die aanpak doen verdwijnen en alleen de markt laten spelen…

Kader 2 - Visserijsubsidies en overbevissing

Rijke landen hebben, met subsidies, over de jaren heen grote vissersvloten uitgebouwd die wereldwijd in internationale wateren actief zijn, met overbevissing tot gevolg. Om die overbevissing een halt toe te roepen, wordt er in de WTO onderhandeld over beperking van de subsidies en visquota voor al de WTO-leden. Ook voor de artisanale vissers in lage inkomenslanden, die geen enkele schuld hebben aan de wereldwijde overbevissing maar voor wie visvangst een kwestie is van overleven…