Belgische wapenhandelsbeleid naar Israël: Q&A
De oorlog in Gaza en het geweld in de Westelijke Jordaanoever zet het Belgische wapenhandelsbeleid met Israël opnieuw volop in de schijnwerpers. In deze Q&A zetten 11.11.11, Vredesactie en IPIS een aantal zaken op een rijtje die je hierover moet weten.
In totaal werd de afgelopen jaren voor meer dan 43 miljoen euro vergunningen afgeleverd voor de export van onder meer buskruit, dronematerialen en F-16-vliegtuigonderdelen. Via de haven van Antwerpen en de luchthaven van Bierset (Luik) passeerden bovendien meer dan 253 ton aan munitie en andere wapens richting Israël. Dat blijkt uit een nieuw rapport dat 11.11.11-lidorganisatie Vredesactie samen met IPIS uitbracht.
Over de export van welke wapens en goederen gaat het juist?
Sinds 2015 vaardigde de Waalse regering voor 32 miljoen euro aan vergunningen uit voor de export van buskruit naar Israël. Al deze exportvergunningen werden gegeven aan het bedrijf Eurenco Clermont. België groeide zo uit tot één van de belangrijkste wereldwijde leveranciers van buskruit aan Israël, en in 2021 was ons land zelf goed voor meer dan de helft van de mondiale export van buskruit naar Israël. De ontvanger van dit buskruit, Elbit of het door dit bedrijf opgekochte IMI, is de belangrijkste producent van munitie voor het Israëlische leger.
Op 5 februari 2024 maakte de Waalse regering bekend alle exportvergunningen voor buskruit naar Israël op te schorten, inclusief twee vergunningen die in 2023 werden verleend. De Waalse regering verwees daarbij ook naar de lopende genocidezaak tegen Israël bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, waarin het Hof op 26 januari 2023 stelde dat er “plausibele” aanwijzingen zijn dat Israël een genocide pleegt in Gaza.
De belangrijkste groep Vlaamse exportvergunningen heeft betrekking op de uitvoer van vuurgeleidingssystemen en beeldverwerkingstechnologie. Alleen al sinds 2018 werd voor 10,2 miljoen euro aan dergelijke export vergund.
Ontvanger van het grootste deel van deze vergunningen is het bedrijf OIP Sensor Systems. Het bedrijf maakt optische apparatuur, van nachtkijkers of vizieren voor gebruik door individuele soldaten tot vuurgeleidingssystemen voor voertuigen. Het is eigendom van Elbit, en de uitvoer naar Israël wordt verklaard door de integratie ervan in grotere wapensystemen door Elbit.
Het tweede bedrijf dat componenten voor militaire systemen naar Israël uitvoert, is Scioteq, de vroegere defensie-afdeling van Barco die nu als zelfstandig bedrijf verdergaat. Scioteq maakt allerlei beeldschermen aangepast aan militaire specificaties en voor gebruik in militaire systemen. Een van die militaire toepassingen vindt plaats in grondstations van onbemande drones. Zo leverde Scioteq schermen voor verschillende Amerikaanse drones, zoals de Predator of de Reaper, maar ook voor de Hermes toestellen van Elbit. De door de Vlaamse regering verleende exportvergunningen vermelden als eindgebruikers Zwitserland en Canada, die Hermes 900 drones van Elbit (inclusief materialen dus van Scioteq) aanschaften. Gezien diezelfde Hermesdrones ook door het Israëlische leger worden gebruikt, is het echter maar de vraag in hoeverre er garanties zijn dat Scioteq-schermen niet bijdragen aan de versterking van de militaire capaciteit van het Israëlische leger.
De Brusselse gewestregering verleende daarnaast in 2022 een exportvergunning naar Israël ter waarde van 1,26 miljoen euro. Deze was bestemd voor de uitvoer van vliegtuigonderdelen door het bedrijf Sabca.
Volgens de Brusselse regering zou de vergunning bestemd zijn voor 601 onderdelen voor de vleugels van F-16-gevechtsvliegtuigen, gaande van de bedekking van de vleugels tot afsplitsingen tussen de vleugels en de motor. Die zouden in Israël door Israel Aerospace Industries gebruikt worden om vleugels te herstellen die vervolgens heruitgevoerd werden naar de eindgebruiker in de Verenigde Staten (wapenfabrikant Lockheed Martin). Daardoor zou ze niet in strijd zou zijn met de in 2009 gemaakte afspraken.
Toch valt bij deze stelling een serieuze bedenking te maken: Lockheed Martin is niet de eindgebruiker, dat zijn de strijdkrachten in de landen die hun F-16s laten herstellen door Lockheed Martin, zoals ook Israël.
Hoe zit het juist met de doorvoer van wapens via België?
België is met zijn havens (Antwerpen) en luchthavens (Bierset) een belangrijk logistiek knooppunt. Dit betekent dat er niet enkel uitvoer maar ook doorvoer van wapens richting Israël plaatsvindt.
Het rapport van Vredesactie en IPIS brengt in kaart hoe de Israëlische rederij ZIM wekelijkse containertransporten verzorgt van Hamburg, over Antwerpen en Le Havre, naar Ashdod en Haifa in Israël. Tussen november 2022 en juli 2023 was er sprake van minstens tien ZIM-schepen die via de haven van Antwerpen 253 ton aan munitie richting Israël vervoerden. Voor geen enkele van deze passages werd een doorvergunning aangevraagd, hoewel dat nochtans wettelijk verplicht is.
Daarnaast zijn er ook verschillende Israëlische luchtvaartmaatschappijen actief op de luchthaven van Bierset (Luik), die rechtstreeks betrokken zijn bij de doorvoer van Amerikaanse wapens naar Israël.
De Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al gebruikt sinds eind 2008 Bierset als tussenstop om bij te tanken voor vluchten van de Verenigde Staten naar Israël. Daarvoor had het jarenlang Schiphol als tussenstop gebruikt. Toen Nederland in 2005 een meldplicht voor doorvoer zonder overlading invoerde, bleek dat El Al grote hoeveelheden militair materiaal vervoerde. In de periode 2005-2006 gingen zo’n 160 miljoen slaghoedjes, 18 miljoen stuks munitie en allerhande ander materiaal via Nederland naar Israël. El Al was niet gediend met zoveel openheid en verhuisde naar Bierset. Hoewel concrete gegevens voorlopig niet bekend zijn, kan redelijkerwijs aangenomen kan worden dat dit soort transporten nu op een even grote schaal via Bierset plaatsvindt.
Daarnaast is ook de Israëlische luchtvaartmaatschappij Challenge Airlines actief in Bierset. Deze maatschappij, die de afgelopen jaren reeds een centrale rol speelde in de uitvoer van landbouwproducten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied, speelt sinds 7 oktober 2023 duidelijk ook een belangrijke rol in de militaire bevoorrading van Israël.
Challenger Airlines begon sinds 7 oktober op veel grotere schaal tussen de Verenigde Staten en Israël te vliegen, met en zonder tussenstop in Bierset, en deed daarbij ook regelmatig Amerikaanse en Israëlische luchtmachtbasissen aan. Het Israëlische Ministerie van Defensie publiceerde ook een video en foto van Amerikaanse militaire ladingen waarop duidelijk een vliegtuig van Challenger Airlines te zien was. Geconfronteerd met deze gegevens, gaf het bedrijf tegenover De Morgen en Le Soir ook toe dat het militair materiaal vervoerde naar Israël.
Welke overheden zijn bevoegd?
In 2009, naar aanleiding van een eerdere Gaza-oorlog, werd op initiatief van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open Vld) met de drie gewesten een consultatie georganiseerd over het wapenexportbeleid naar Israël en bezet Palestijns gebied. Zulke consultaties zijn voorzien in het samenwerkingsakkoord over wapenhandel (2007).
Het zijn de gewesten die bevoegd zijn voor de controle op de export en doorvoer van defensiegerelateerde goederen en dualusegoederen, maar zij hebben daarvoor samenwerking nodig met de federale overheid terwijl de minister van Buitenlandse Zaken een coördinatierol heeft voor het buitenlands beleid.
Tijdens de consultatie in 2009 werd met de gewestregeringen de beleidslijn overeengekomen om "geen wapenexportlicenties uit te reiken die de militaire capaciteit van de strijdende partijen zouden versterken". Een belangrijke nuance daarbij is dat er wel zulke vergunningen worden toegestaan als de eindgebruiker niet het Israëlische leger is. Zo worden uitvoervergunningen naar Israël afgeleverd als het materiaal vervolgens, na integratie in een groter militair systeem bijvoorbeeld, naar een eindgebruiker buiten Israël gaat.
Ondanks deze duidelijke positie gaat er nog steeds een niet verwaarloosbare hoeveelheid materiaal van België naar Israël. Een deel van de verklaring hiervoor zijn een aantal leveringen met andere eindgebruikers dan het Israëlische leger. Maar voor een deel van die export rijst dan weer de vraag hoe geloofwaardig de betreffende eindgebruikerscertificaten zijn. Daarnaast blijkt er een grote hoeveelheid materiaal zonder enige controle of vergunning doorgevoerd te worden, zoals ook blijkt uit het rapport van Vredesactie.
Hoe ziet het wettelijke kader er juist uit?
Voor conventionele wapens is het belangrijkste internationale verdrag het Wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty) uit 2013. De verdragsstaten, waaronder ook België, engageren zich in dit verdrag tot exportcontrole op alle vormen van overdracht van wapens en het volgen daarbij van een aantal minimale voorwaarden.
Een van de meest cruciale afspraken staat in artikel 6, dat oplegt om in een aantal situaties de toestemming voor de overdracht van wapens te weigeren. Dit onder meer als “de wapens of producten zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige inbreuken op de Verdragen van Genève van 1949, aanvallen gericht tegen burgerobjecten of als zodanig beschermde burgers of andere oorlogsmisdaden”. Die bepaling heeft betrekking op zowel uitvoer als doorvoer. Specifiek in verband met wapenexport engageren verdragsstaten zich in artikel 7 van het Wapenhandelsverdrag om een nationaal controlesysteem op te zetten en uitvoer pas toe te staan na toetsing aan een aantal criteria. Zo moet onder meer nagegaan worden of de goederen gebruikt zouden kunnen worden voor het plegen of bevorderen van een ernstige schending van het internationaal humanitair recht of van het internationaal recht inzake mensenrechten.
In de EU wordt de exportcontrole op “defensiegerelateerde goederen” vormgegeven via een reeks van exportcriteria waaraan een vergunning getoetst moet worden vooraleer ze wordt toegestaan. Deze criteria zijn opgenomen in een “Gemeenschappelijk Standpunt” (2008/944/GBVB). Onder die exportcriteria vallen onder meer het respect voor het internationaal humanitair recht en de mensenrechten, de impact van de uitvoer op regionale of interne spanningen, of het risico dat de goederen afgewend worden naar een andere bestemmeling dan waarvoor de vergunning werd afgeleverd. Het Gemeenschappelijk Standpunt stelt ook dat lidstaten “een uitvoervergunning [weigeren] indien er een duidelijk risico bestaat dat de uit te voeren militaire goederen of technologie gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.”
Kortom: volgens bestaande internationale en Europese kaders moeten export- of doorvoervergunningen geweigerd worden als er sprake is van ernstige schendingen van het internationaal recht, of een duidelijk risico daarop. In de praktijk hangt die beoordeling echter af van wat de notie “duidelijk risico” inhoudt. Dit is ook het geval in België, waar elk van de drie gewesten een eigen wapenhandelsdecreet heeft waarin bovenstaande EU-criteria zijn ingeschreven maar waarbij de gewesten nalaten om de risicobeoordeling op een strikte, proactieve en transparante manier uit te voeren.
Als het over de doorvoer van wapens via Belgisch grondgebied gaat, is bovendien niet enkel de regelgeving inzake wapenhandel van toepassing maar ook de federale vervoerswetgeving. Zo bestaat er op federaal niveau specifieke regelgeving inzake springstoffen, die het vervoer van dergelijke materialen onderwerpt aan een vergunnings- en informatieplicht. Vervoerders moeten een vergunning aanvragen bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie om dit soort transporten te mogen doen en moeten voor elk transport de nodige informatie geven aan de bevoegde overheidsdiensten.
Daarnaast bestaat een specifiek EU-kader over luchttransport, waaronder oorlogswapens of munitie enkel vervoerd mogen worden “als alle landen waarvan het luchtruim zal worden gebruikt voor de vlucht hiervoor toestemming hebben gegeven.” In België ligt de bevoegdheid daarvoor bij Minister van Mobiliteit Gilkinet (in geval van commerciële vluchten) en Minister van Buitenlandse Zaken Lahbib (in geval van overheidsvluchten).
Met andere woorden: in principe moet de federale overheid op de hoogte zijn van elke vlucht met wapens of munitie aan boord via een Belgische luchthaven of door het Belgische luchtruim, en kan ze dus die doorvoer blokkeren door geen toestemming te geven.
Een laatste federale actor in de keten is tenslotte de douane, die onder de bevoegdheid van Minister van Financiën Van Peteghem valt. De douane krijgt in principe van alle cargo, ook die in transit op een schip of vliegtuig, de vervoersdocumenten voorgelegd. En ze heeft de verplichting na te gaan of alle nodige vergunningen aanwezig zijn alvorens een vertrek van de goederen toe te laten.
De bevreemdende eindconclusie is dat, verspreid over verschillende administraties, de federale overheid wel degelijk alle informatie heeft over wat er aan wapens en munitie doorgevoerd wordt. Maar, ondanks de afspraken gemaakt in 2009, voelt geen enkele van die federale administraties zich bevoegd om dit soort doorvoer naar Israël te stoppen. In die context wijzen ze immers naar de gewesten als bevoegde actor voor wapenhandel.
De gewesten stellen daarentegen daar niet van op de hoogte te zijn en wijzen door naar de douane voor de handhaving van hun wetgeving. Deze versnippering van bevoegdheden, gecombineerd met een gebrek aan coördinatie en informatie-uitwisseling, leidt er dus toe dat de afspraken uit 2009 dode letter blijven voor wat de doorvoer betreft.
Wat moet er nu gebeuren?
Anno 2024 worden nog steeds grote hoeveelheden militair materiaal vanuit of via België naar Israël vervoerd. In een context van de grootschalige schendingen van het internationaal recht die momenteel plaatsvinden in Gaza en de Westelijke Jordaanoever, waarbij het Internationaal Gerechtshof eind januari 2024 zelfs “plausibele” aanwijzingen zag dat Israël een genocide pleegt in Gaza, is dringende actie noodzakelijk van de gewestelijke én federale overheden.
11.11.11, Vredesactie en IPIS roepen daarom op tot:
-
Een onmiddellijke opschorting van alle regionale exportvergunningen met bestemming Israël.
-
Een onmiddellijke stopzetting van alle doorvoer van militair materiaal naar Israël, door:
-
De FOD Mobiliteit en de FOD Buitenlandse Zaken de opdracht te geven géén toelating meer te verstrekken voor het luchttransport van wapens en munitie met bestemming Israël.
-
De FOD Economie de opdracht te geven om toelatingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen systematisch te communiceren met de gewestelijke exportcontrolediensten en het Directoraat-Generaal Luchtvaart bij de FOD Mobiliteit.
-
De douane de opdracht te geven alle wapens en militaire goederen op schepen en vliegtuigen met bestemming Israël te blokkeren en te controleren op de aanwezigheid van de nodige vergunningen.
-
De organisatie, door minister van Buitenlandse Zaken Lahbib, van een Interministeriële Conferentie met alle federale en gewestelijke overheden. Hierbij moet niet alleen een effectieve implementatie en handhaving van de reeds in 2009 gemaakte afspraken aan bod komen, maar moeten ook gesprekken opgestart worden om tot een omvattend wapenembargo tegen alle strijdende partijen in Palestina en Israël te komen.
Kom mee in actie. Stop de illegale wapenexport via België naar Israël.
Teken onze petitie of doe een gift