Handel

Federaal regeerakkoord doorgelicht: handel en ongelijkheid

De huidige geopolitieke en economische context stellen ons voor belangrijke uitdagingen: handelsoorlogen, groeiende ongelijkheid, economische macht die wordt ingezet als politieke macht en een sterke push voor een dereguleringsagenda. Volgens 11.11.11 is het belangrijk om het pleidooi voor multilateralisme in het regeerakkoord ook op vlak van economische rechtvaardigheid au sérieux te nemen en niet mee te stappen in een race to the bottom als het gaat over fiscaliteit en verantwoorde bedrijfsvoering. Helaas lezen we op vlak van de thema’s handel, verantwoorde bedrijfsvoering en internationale rechtvaardige fiscaliteit weinig ambitie.

Vrijhandelsakkoorden onderhandeld op niveau van de Europese Unie

De nieuwe regering wil “ambitieuze, open en eerlijke handels- en investeringsovereenkomsten op EU-niveau en pleit voor duurzame wereldhandel op basis van eerlijke en rechtvaardige handelsregels”. Ze pleit voor het respecteren van mensenrechten en milieunormen zoals die vandaag door de Europese Commissie worden toegepast bij het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten, dat overeenkomsten in internationale verdragen worden nageleefd én voor het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs).  

Het respecteren en afdwingen van mensenrechten, milieunormen en bij uitbreiding het nastreven van de duurzaamheidsdoelen in het huidige Europees handelsbeleid blijkt echter ondergeschikt aan de commerciële- en handelslogica. Het regeerakkoord refereert dan wel naar de mensenrechtenschendingen van de Oeigoeren en Tibetanen in relatie met China en ambieert eerlijke handelsovereenkomsten, maar dit kan enkel als mensenrechten en duurzaamheidsaspecten van handelsakkoorden ook effectief deel uitmaken van deze akkoorden én kunnen afgedwongen worden. De focus op mensenrechten mag geen proces van “cherrypicking” zijn, waar de regering mensenrechten als argument gebruikt als het hen uitkomt en eraan voorbijgaat als het niet in “ons nationaal belang” is. We roepen de regering op om niet enkel op papier eerlijke & duurzame handelsakkoorden na te streven, maar ook op Europees niveau hiertoe op te roepen.

Een cruciaal aandachtspunt waar het regeerakkoord niet op in gaat is de recente evolutie waarbij de Europese Commissie systematisch de handelsakkoorden wil opsplitsen in een “EU-only” handelsluik, dat enkel door de Raad en het Europees Parlement moet goedgekeurd worden, en een “gemengd”-deel (dat onder meer de duurzaamheidsdoelstellingen vastlegt), waar ratificatie van de lidstaten nodig is. Dit leidt tot het ondergraven van de duurzaamheidsaspecten in deze akkoorden. Bij uitblijvende ratificatie door de lidstaten gaat het “EU-only”-deel in voorlopige uitvoering wat in de praktijk betekent dat het handelsluik van het akkoord, maar niet de hoofdstukken die de duurzaamheidsvereisten garanderen, van toepassing is. Dit is onder meer het geval bij het CETA-akkoord met Canada en riskeert zich ook onder andere in het EU-Mercosur akkoord voor te doen.  

De regering wil ook een meer transparant beslissingsproces op het niveau van de Europese Unie met een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen en een versterking van de controlefunctie van het Europees Parlement op de Europese Commissie. Dit is een goede zaak mits er over gewaakt wordt dat parlementen niet enkel betrokken zijn bij de goedkeuring van het eindresultaat, maar hier ook vanaf de start mee richting kunnen aan geven.  Hiervoor moeten de nationale parlementen over de inhoud van het onderhandelingsmandaat van de Commissie geïnformeerd worden, zich hierover kunnen uitspreken en aanbevelingen overmaken aan de regering alvorens de Raad dit mandaat goedkeurt. Dit moet de parlementen van de lidstaten toelaten te waken over de duurzaamheidsdoelstellingen en over beleidscoherentie. Het kan Europa ook korter bij de burger brengen, zoals deze regering ook nastreeft in het regeerakkoord.

 

Bilaterale Investeringsakkoorden tussen België en andere landen

De regering streeft, naast deze banden met de traditionele partners, ook naar verbeterde relaties met opkomende regio’s en wil hiervoor sterkere partnerschappen uitbouwen in Azië, Latijns-Amerika, Afrika en het Midden-Oosten. Als tegengewicht tegen de overheersing van China wil de regering onder meer investeringsakkoorden sluiten in de regio.  België heeft vandaag al verschillende van dergelijke investeringsakkoorden gesloten, ook met landen in Zuidoost-Azië. Deze akkoorden, ondanks dat ze de intentie hebben om rechtszekerheid te garanderen voor de buitenlandse investeerder en de overheid van het betrokken land, veroorzaken in realiteit het omgekeerde door het geschillenmechanisme (ISDS – Investor State Dispute Settlement) dat deel uitmaakt van deze akkoorden. Dit mechanisme geeft buitenlandse investeerders de mogelijkheid om beleidsmaatregelen gericht op het algemeen belang, zoals klimaatwetgeving, aan te vechten als deze beleidsmaatregelen potentieel het rendement van hun investering aantast, en dit zonder de lokale rechtsgang te moeten volgen maar via dure private internationale tribunalen die functioneren achter gesloten deuren.  

 

Deregulering, een bedreiging voor duurzaamheidsverplichtingen?

Het regeerakkoord pleit voor minder regelgeving en administratieve lasten binnen de EU om de concurrentiepositie van bedrijven te verbeteren. Dit moet gebeuren via strengere regels voor nieuwe regelgeving (zoals ‘one in, two out’) en het vermijden van extra nationale verplichtingen (‘gold-plating’) bij de omzetting van EU-wetgeving.  

11.11.11 betwist dat minder regelgeving per definitie tot betere uitkomsten zou leiden. De focus op zogezegde ‘overregulering’ richt zich op concrete regelgeving over milieu en duurzaamheid, die na zorgvuldige afweging tot stand kwam. Door normering als obstakel te framen, dreigen bredere maatschappelijke doelen zoals CO₂-reductie en mensenrechten ondergeschikt te raken. Dergelijke regelgeving bestaat niet zomaar. Ze biedt juist maatschappelijke voordelen en een gelijk speelveld voor bedrijven die wel rekening houden met mens en natuur in hun beleid en praktijken. De simplistische roep om ‘minder regels’ is een verzwakking van bredere maatschappelijke doelen, ondergraaft rechtszekerheid en creëert onzekerheid.  

Het is wel positief dat het regeerakkoord stelt dat België, in lijn met de Europese zorgvuldigheidsverplichtingen voor bedrijven, wil zoeken naar een Europese consensus voor de verdere uitbouw en afdwinging van een bindende regeling met betrekking tot zorgplicht voor bedrijven op VN-niveau. Daarnaast wordt ook expliciet gesteld dat ‘het principe om gold plating te vermijden, geen afbreuk doet aan de mogelijke opties die een EU-richtlijn laten aan de nationale wetgever’. In de omzetting van de EU-zorgplichtrichtlijn pleit 11.11.11 ervoor dat België ook effectief gebruik maakt van de opties die aan de nationale wetgever gelaten worden om de richtlijn zo toe te passen dat ze onze economie op weg zet naar een meer verantwoorde bedrijfsvoering.  

 

Grensoverschrijdende belastingontwijking: België kijkt toe, maar grijpt niet in

Deze regering stelt dat ze wil inzetten op (grensoverschrijdende) belastingontwijking en fiscale fraude, maar koppelt daar erg beperkte en magere internationale maatregelen aan. Zo wordt alleen de digitaks vermeld - waarvan iedereen de levensvatbaarheid in vraag stelt - en initiatieven van de OESO en de EU – waar dan weer weinig ambitieus nieuws verwacht wordt.  

De digitaks duikt opnieuw op in dit akkoord. Het staat al enkele jaren op de internationale agenda (de zogenaamde pijler 1 van de OESO/G20 globale taksdeal van 2021) maar geraakte niet geïmplementeerd door de tegenstand van de VS die vrezen dat vooral hun techbedrijven hierdoor getroffen worden en dat belastinginkomsten naar andere landen verschuiven. “Indien er geen overeenkomst kan bereikt worden op Europees of internationaal niveau zal België ten laatste vanaf 2027 unilateraal een digitaks uitwerken”, stelt het akkoord. Ook in het vorige regeerakkoord stond dit ingeschreven, maar het werd desondanks niet ingevoerd. In eerder gelekte begrotingstabellen werd dit ook niet meegerekend. De vraag is dus in welke mate men effectief van plan is om hier werk van te maken.

Er wordt in vage termen verwezen naar initiatieven van de EU en de OESO voor een eerlijkere fiscaliteit: “België engageert zich op internationaal niveau en zal deelnemen aan de initiatieven van de OESO en de EU voor een eerlijkere fiscaliteit waarover unanimiteit bestaat binnen de EU en de OESO.  Hierbij zal steeds rekening worden gehouden met de concurrentiekracht van haar bedrijven en een rechtvaardige fiscaliteit alvorens een voorstel te aanvaarden.” Twee bedenkingen hierbij: Ten eerste, de unanimiteitsvereiste over fiscaliteit binnen de EU en de OESO betekent de facto doorgaans een deadlock. Alle ambities het voorbije decennium om te streven naar fiscale harmonisatie op vlak van de vennootschapsbelasting in de EU bleven dode letter door de unanimiteitsvereiste. Ten tweede, ook de focus op concurrentiekracht is niet nieuw, maar mag geen stroman zijn voor een ongelijk speelveld waarbij bepaalde sectoren en multinationals de facto lagere effectieve tarieven betalen dan andere sectoren en KMO’s.

Helaas wordt hier het interessantste potentiële multilaterale samenwerkingsproject op vlak van fiscaliteit met Afrikaanse landen niet vermeld: de UN Tax Convention. Een project waar de Afrika Groep in de VN haar schouders onder stak en ondertussen brede steun voor wist te verzamelen. Na de teleurstelling over de ondoorzichtige besluitvorming en de beperkte resultaten voor lagere inkomenslanden van de OESO over de minimumbelasting voor multinationals, probeert de Afrika-Groep er voor te zorgen via een VN-kaderverdrag voor belastingcoöperatie (UNFCITC) dat er niet langer alleen binnen de OESO over internationale taxatie onderhandeld wordt, maar binnen de VN waar landen wereldwijd op gelijke voet kunnen deelnemen. In november werd er gestemd over het kader van zo’n VN-belastingverdrag: 125 landen stemden voor, 9 stemden tegen, terwijl 46 lidstaten, waaronder EU landen, zich onthielden.  

Ook de initiatieven op internationaal niveau rond een internationale vermogensbelasting – lees: de gesprekken binnen de G20 naar aanleiding van het EU Tax Observatory voorstel uitgewerkt op vraag van vorig G20 voorzitter Brazilië - worden niet vermeld. Onze vorige minister van Financiën Vincent Van Peteghem, die nu minister van Begroting is, sprak zich tijdens een G20-meeting in april nog uit voor een dergelijke maatregel.

 

Nationale fiscaliteit: Ziedaar de solidariteitsbijdrage, maar niet voor internationale solidariteit

Dit regeerakkoord kiest ervoor om te besparen op essentiële sectoren zoals ontwikkelingssamenwerking. Dit is een fantoombesparing die op korte termijn het gevoel geeft dat we een antwoord bieden op de budgettaire problemen, maar op langere termijn schadelijk is. Vanuit die optiek is het problematisch dat, in tijden van budgettaire krapte, de fiscale hervorming een de facto tax cut is van 1,5 miljard euro, in plaats van dat er meer middelen gezocht worden bij de allergrootste vermogens. Zo betaalde de gemiddelde Belg tot voor kort 43 euro belasting voor elke 100 euro die hij of zij verdient, terwijl de top 1% slechts 23 euro betaalt. Dit regeerakkoord zorgt ervoor dat de lasten op arbeid omlaaggaan, maar die worden niet volledig gecompenseerd door bijdragen van de sterkste schouders. Het is een goede zaak dat België eindelijke een meerwaardebelasting op de verkoop van aandelen (herdoopt tot solidariteitsbijdrage) heeft - België was één van de vijf EU landen die zo nog geen belasting hadden - maar het tarief blijft zeer bescheiden (in vergelijking ook met andere EU-lidstaten). Ook het percentage van de effectentaks verhoogt niet. We kunnen dus bezwaarlijk spreken van een ware vermogensbelasting in België.