Image
Visual 1 jaar pandemie

Eén jaar Covid-19: de solidaire inzet blijft - #1jaarpandemie

Dossier

Toen Covid-19 zijn wereldwijde opmars begon, werd al snel gevreesd voor de wurggreep van deze nieuwe ziekte op lage-inkomenslanden. Toch was er ook hoop. De hele wereld moest dezelfde storm trotseren. Alleen internationale solidariteit kon ons allemaal aan boord houden. Eén jaar nadat de Wereldgezondheidsorganisatie de Covid-19-uitbraak bestempeld heeft als pandemie vraagt 11.11.11: hoe ver zitten we af van die meer rechtvaardige (post)coronawereld?

Gedurende maart publiceren we onder #1jaarpandemie een hele hoop straffe en inspirerende verhalen over de strijd voor mondiale rechtvaardigheid in tijden van corona.

Lees hier alle 11-artikelen over de coronacrisis en hou zeker onze kanalen in de gaten!

Voorspelling vs. realiteit

De horizon kleurde inktzwart een jaar geleden. Doemvoorspellingen over de impact van het coronavirus op lage- en middeninkomenslanden volgden elkaar snel op: 500 miljoen mensen extra in armoede, acute hongersnood voor 250 miljoen mensen, de hongerdood voor 130 miljoen mensen. Ontelbare Coviddoden omdat meer dan twee miljard mensen geen toegang hadden tot water en zeep of woonden in landen die in de bittere strijd om medisch beschermingsmateriaal en medicijnen het onderspit dolven. Ineenstuikende grondstofprijzen, explosieve schuldenlast, miljoenen banen weg.

Lage- en middeninkomenslanden betalen effectief een zware prijs. De meeste van de 74 armste landen ter wereld lijken de grootschalige uitbraken die elders vaste prik waren vermeden te hebben – al zijn er twijfels over de officiële cijfers door de beperkte testcapaciteit. Wel zeker is dat deze landen niet ontsnappen aan de economische en sociale gevolgen van de pandemie, stelt de Wereldbank vast. Bij vroegere epidemieën bleek al dat het inkomensniveau van de armste huishoudens zwaarder getroffen wordt en dat het na de schok langer duurt voor ze terugveren. Covid-19 is nog van een andere orde.

De gevolgen snijden dus dieper dan bij andere economische crisissen. De hoge werkloosheid, de vele kinderen die onderwijs mislopen, de bijkomende gezondheidsproblemen: dit alles treft de kwetsbaarste landen disproportioneel zwaar. Het BBP per capita daalde met 3,5 procent in 2020, zodat de strijd tegen armoede in de armste landen in één klap met drie tot vier jaar werd teruggedraaid. In 1 op de 5 IDA-landen, de allerarmste, is het inkomen per hoofd lager nu dan tien jaar geleden. Hoe kwetsbaarder het land, hoe groter de schade. En de schattingen voor 2021 zijn niet rooskleuriger.

De enorme financiële noden plaatsten lage-inkomenslanden het voorbije jaar voor een dilemma: meer investeren in gezondheidszorg en sociale bescherming, ook als dat betekende dat ze zich nog dieper in de schulden moesten werken? Of die extra uitgaven niet doen, met een nog hogere kost voor hun samenlevingen? De schuldencrisis gaat al meer dan tien jaar naar een kookpunt, door Covid-19 borrelt ze over. Wat deze landen had kunnen helpen om dringend fondsen vrij te maken voor hun bevolking, schuldkwijtschelding, kwam er niet.

Image
Temperatuurmeting corona
(c) Belga

Extra kwetsbaar

Dit alles terwijl net deze landen vaak de zwaarste gevolgen van de klimaatcrisis moeten dragen, hoewel de schuld hiervoor vooral elders ligt. Of, naast hun eigen bevolking, vaak ook de verantwoordelijkheid opgedrongen krijgen voor vele miljoenen vluchtelingen die over de grenzen van buurlanden een veilig onderkomen zoeken, weg van conflict en oorlogsgeweld. In 2020 waren bijna 80 miljoen mensen op de vlucht, van wie 84 procent opgevangen werd in lage- en middeninkomenslanden. Dit zette wankele voorzieningen verder onder druk en pookte de vijandigheid tegenover deze kwetsbare groep op. Net als arbeidsmigranten (al dan niet met geldige verblijfsstatus) werden ze in het midden van deze wilde pandemie vaak uitgesloten van testing en medische zorg.

Het virus treft de hele wereld zonder onderscheid, en toch was het geen grote gelijkmaker. In plaats van de kloof te dichten maakte Covid-19 ze zichtbaar. Tussen meer en minder kapitaalkrachtige landen, tussen stad en platteland, tussen jongens en meisjes. Sommige groepen bleken extra kwetsbaar te zijn. Op één moment ging 80% van de kinderen en jongeren wereldwijd niet naar school. Afstandsonderwijs betekent niet veel als de internetverbinding mangelt, het computermateriaal er niet is of de stroom uitvalt. Door de economische crisis konden ouders het schoolgeld niet meer betalen en moest bespaard worden op voeding, terwijl voor 380 miljoen kinderen de schoolmaaltijden wegvielen.

Voor meisjes dreigt de tijdelijke schooluitval permanent te worden, opgeslokt door huishoudelijke arbeid of vroeghuwelijken. Van bij de start van de Covidcrisis werd overigens gevreesd voor een disproportionele impact op meisjes, vrouwen en gendergelijkheid. Zeventig procent van de werknemers in de zorg zijn vrouwen. Ze zijn vaker actief in de informele economie zonder sociale bescherming en worden sociaaleconomisch harder getroffen, met een groter risico op armoede. Door stress en lockdown woedde naast het virus ook een schaduwpandemie van huiselijk geweld, waar de klappen vooral vallen in de hoek waar vrouwen – en kinderen – staan.

Onder de radar

Onder dat coronageweld verdwenen niet alleen deze maar alle andere crisissen van de radar. In december 2019 was het Syrische regeringsleger, met de steun van Rusland, een militair offensief begonnen in Noordwest-Syrië, het zoveelste nieuwe front in de bloedige en uitzichtloze oorlog die al tien jaar aansleept, onder het oog van een onverschillige wereld. In februari 2020, enkele weken voor de hele wereld op slot ging, noemden de Verenigde Naties dit conflict “het grootste humanitaire horrorverhaal van de 21ste eeuw”. En dan… stilte.

Image
Protestactie Libanon
(c) Belga

Terwijl de blik van vele landen vooral op de eigen Covidcrisis gericht was, nam de humanitaire crisis in Syrië hand over hand toe. In juli 2020 zorgden Rusland en China er in de VN-Veiligheidsraad voor dat een cruciaal VN-mechanisme voor grensoverschrijdende hulp aan Noordwest-Syrië, vanuit Turkije, uitgehold werd. Enkele maanden eerder, in januari, was onder druk van Rusland al de zogenaamde “cross-border” humanitaire VN-hulp aan het noordoosten van Syrië stopgezet. Miljoenen burgers in Noord-Syrië werden afgesneden van humanitaire en medische hulp op een moment dat ze door Covid-19 juist meer steun nodig hadden. In de buurlanden zijn Syrische vluchtelingen niet veel beter af. In Libanon, dat ruim anderhalf miljoen vluchtelingen herbergt, scherpte Covid-19 de vluchtelingencrisis nog aan. De druk op hen om terug te keren groeit met de dag. Recent gingen zelfs stemmen op om hun het vaccin te weigeren.

Nog zo’n vergeten crisis is die van het klimaat. Terwijl in 2019 een mondiale beweging van jongeren en volwassenen met hun marsen en stakingen de klimaaturgentie fors hoger op de agenda tilden, is het sinds maart 2020 stiller, het momentum gebroken. Vergeten waren plots de apocalyptische beelden van bosbranden in Australië in januari 2020, bijna onopgemerkt bleef de bijbelse sprinkhanenplaag in Oost-Afrika. Nochtans heeft de Covid-19-crisis veel weg van een generale repetitie voor de klimaatcrisis, met haar disruptie van voedingsketens, impact op de gezondheid en op de levenskwaliteit van mensen wereldwijd.

Dromen van postcorona

De coronacrisis dwong ons om heel snel ons gedrag drastisch aan te passen, uit solidariteit met kwetsbare groepen en zorgverleners. Dit voedde de hoop dat we ook op andere vlakken, zoals voor de klimaatcrisis, de kortzichtige focus op het eigen belang konden loslaten. Het deed dromen van een meer duurzame en rechtvaardige postcoronawereld, met een dieper besef van een gedeelde agenda en van het feit dat we bij grote systeemschokken maar zo sterk zijn als de zwakste schakel. De hashtag beternacorona overspoelde onze sociale media.

Die hoop was niet onterecht. Zekerheden stonden op losse schroeven. De beproefde recepten bleken niet opgewassen te zijn tegen deze pandemie, erger nog, ze waren er mee de oorzaak van, omdat het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering de overdracht van ziektekiemen van dier op mens versnellen. Misschien was dit het moment om te erkennen dat de oude economische recepten al een hele tijd niet meer werkten – of in elk geval voor veel te weinig mensen en al helemaal niet voor de planeet – en ze overboord te gooien?

De gevolgen van de aantasting van ons leefmilieu, van just-in-time-bevoorradingsketens, van de productie van essentiële goederen aan de andere kant van de wereld, van het outsourcen van de voedselproductie: corona legde genadeloos een kwetsbaarheid bloot. Strategische afscherming en opnieuw meer lokale of regionale productie, op zijn minst van voedsel en essentiële goederen, waren plots geen taboe meer.

Even zag het ernaar uit – die heldere lucht door het stilvallende auto- en luchtverkeer! dat afkicken van die vicieuze cirkel van consumeren en weggooien! – dat deze onverwachte pauze ons ook zou doen nadenken over wat we moeten doen om de klimaatcrisis onder controle te krijgen. De Europese Unie beloofde om de Europese Green Deal, in december 2019 voorgesteld, niet te offeren op het altaar van de economische relance, maar om in het herstelplan Next Generation Europe dat de Europese economieën uit het slop moet trekken, de transitie naar een groener en klimaatneutraal Europa centraal te stellen. De Belgische regering schoeit naar eigen zeggen haar relanceplan op dezelfde leest.

Maar het nieuwe normaal lijkt verdacht veel op het oude. Er zijn weer bedrijven die lobbyen om milieu- en klimaatnormen vooral niet te scherp te stellen, om de economische motor niet nog meer te doen haperen. De tijdelijke daling van de CO2-uitstoot door de vele vliegtuigen aan de grond, de fabrieken op halve kracht en de auto’s op stal is weer verdwenen. Nog voor het einde van 2020 lag de uitstoot door fossiele brandstoffen al 2 procent hoger dan een jaar eerder op hetzelfde moment. Stimulus- en herstelplannen schuiven meer geld naar fossiele brandstoffen dan naar hernieuwbare energie. Sectoren als de mijnindustrie wrijven zich in de handen: overheden – op zoek naar quick wins tegen het recessiespook – geven groen licht voor controversiële projecten.

Ook de beloofde internationale solidariteit sputtert. Iedereen was het erover eens dat verschillende ontwikkelingslanden door hun schuldenberg niet konden investeren in zorg, in een sociaal vangnet, in onderwijs, in een waardig en duurzaam inkomen. Maar de gevraagde schuldkwijtschelding kwam er niet. De dode mus waar een veertigtal lage inkomenslanden blij mee moest zijn, was een moratorium op hun schulden. Een bevriezing dus, waar private en multilaterale schuldeisers bovendien hun handtekening onder weigerden te zetten. Gevolg: het moratorium, ter waarde van 5,7 miljard dollar, bleef beperkt tot 1,66 procent van alle terugbetalingen die alle ontwikkelingslanden in 2020 verschuldigd waren.

Image
Vaccin flesjes
(c) Belga

De belofte van internationale solidariteit werd een tweede keer pijnlijk gebroken met de onverkwikkelijke saga rond Covax, het initiatief in het voorjaar van 2020 om een eerlijke en wereldwijde toegang tot vaccins, geneesmiddelen en tests te garanderen. Het Covidvaccin, zei de EU, was een publiek goed. Een jaar later is het gebrek aan solidariteit bij de verdeling van de voorlopig nog steeds relatief schaarse coronavaccins stuitend. Landen als het Verenigd Koninkrijk kloppen zichzelf op de borst omdat ondertussen al meer dan een kwart van de Britten een prik kreeg en kijken weg van de inwoners in lage- en middeninkomenslanden die de prijs betalen voor die inhaligheid.

De inkt op het Covax-akkoord was nog niet droog of landen en handelsblokken als de Europese Unie begonnen bilaterale onderhandelingen met vaccinproducenten. Ze dreven zo de prijs op en sprongen naar voren in de wachtrij. Eind januari bleek dat 16 procent van de wereldbevolking 60 procent van de beloofde vaccindoses voor zichzelf gereserveerd had. Ondertussen zijn de eerste Covax-vaccins in landen als Ghana, Ivoorkust en DR Congo aangekomen maar toch zullen maar liefst negen op de tien inwoners van lage-inkomenslanden in 2021 geen toegang hebben tot een vaccin.

Het gebrek aan internationale solidariteit en samenwerking is één obstakel in de toegang tot vaccins, het andere zijn de patenten van farmaproducenten, waardoor een grootschalige productie die een wezenlijk verschil zou maken voor verarmde landen, uitgesloten is. Zuid-Afrika en India vragen daarom aan de Wereldhandelsorganisatie om de patenten voor de coronavaccins en corona gerelateerde medische middelen tijdelijk op te schorten zodat ze overal en sneller geproduceerd kunnen worden. Te meer omdat farmabedrijven voor de ontwikkeling van deze vaccins een grote injectie van overheidsgeld kregen.

Zuid-Afrika en India hebben de steun van meer dan honderd landen. Maar rijke landen zoals Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten, en de Europese Unie die handenwringend hun solidariteit met arme landen bezwoeren bij de oprichting van Covax, zijn tegen. Zij vinden dat het verdrag over intellectuele eigendomsrechten TRIPS volstaat en miskennen daarmee in welke mate de macht over de kennis en de technologie over de ontwikkeling van vaccins in één kamp ligt, het hunne.

COVAX was net opgezet om een chaotisch gevecht om het vaccin, met als winnaar de meest kapitaalkrachtige landen, te vermijden. Geprikkeld door kritiek over “catastrofaal moreel falen” – dixit de WHO – kondigde de Franse president Emmanuel Macron aan dat rijke landen 3 tot 5 procent van hun Covidvaccins aan Afrika moeten schenken. Maar lage- en middeninkomenslanden willen geen liefdadigheid, ze willen rechtvaardigheid, een structurele oplossing die niet voortdurend de afhankelijkheidsrelatie met hoge inkomenslanden in de verf zet.

En wat nu?

Zover staan we, een jaar nadat de Wereldgezondheidsorganisatie officieel verklaard had dat Covid-19 een wereldwijde pandemie geworden was. De hoop dat de duurzame en rechtvaardige postcoronawereld meteen voor morgen is, hebben we opgeborgen. Ze heeft plaatsgemaakt voor een verhoogde solidaire inzet en het besef dat dit een werk van langere adem is.

Eind maart 2020 riep 11.11.11 de federale regering op om snel een bijdrage te doen aan het noodhulpplan waarmee de VN de klap van Covid-19 in kwetsbare landen wilde verzachten. Met succes: de federale regering kondigde een paar weken later een bijdrage van 22 miljoen euro aan. Ze ondertekende ook een engagement met verschillende landen om rekening te houden met gender in de respons op de Covid-19-crisis, gender op te nemen in de beleidsvoorstellen van de administratie voor Ontwikkelingssamenwerking (DGD) en de strijd tegen geweld op vrouwen als prioriteit te beschouwen. Aan Covax gaf België vier miljoen euro.

Dat is allemaal goed nieuws. Maar om tegen eind 2021 20 procent van de bevolking van 92 lage-inkomenslanden te vaccineren is dringend 16 miljard dollar nodig. Momenteel staat de teller op ongeveer 6 miljard. België zegt (nog) geen extra middelen toe en is voorlopig ook niet geneigd om de vraag van India en Zuid-Afrika voor de opschorting van de patenten voor het Covidvaccin te steunen, zoals 11.11.11 vraagt.

Image
Vaccinatie in kwetsbare landen
(c) Belga

Voor officiële Ontwikkelingssamenwerking (ODA) werden in 2020 alleen bestaande fondsen geheroriënteerd of onderbenutte fondsen ingezet. Ook in 2021 plant ons land niet meer middelen. Dit terwijl volgens 11.11.11 ontwikkelingssamenwerking, met investeringen in zorg, sociale bescherming, onderwijs, lokale landbouw en ondernemingen, samenlevingen weerbaarder maakt en in de aanpak van de Covidcrisis een belangrijke hefboom van internationale solidariteit is. België keek in 2020 vooral naar de privésector. De nieuwe minister benadrukt wel het belang van sociale bescherming en gezondheidszorg, een belangrijke stap in de juiste richting.

De internationale klimaatfinanciering, waarmee historische vervuilers betalen voor lage-inkomenslanden die de minste verantwoordelijkheid dragen voor de klimaatcrisis maar die het meest lijden onder de gevolgen ervan, is een mooi instrument om een ‘groene relance’ overal een duw in de rug te geven. België heeft echter geen internationale verbintenis over haar jaarlijkse bijdrage aan deze klimaatfinanciering. Die liep eind vorig jaar af en er is nog geen nieuw ’Belgisch akkoord’ over de doelstellingen na 2020. De federale regering verbond zich tot bijkomende financiering in het regeerakkoord maar plakte daar nog geen bedrag op.

In het debat over schuldkwijtschelding vraagt 11.11.11 een duidelijk engagement: minstens een schuldkwijtschelding van de opgeschorte betalingen van 2020 en de geplande betalingen voor 2021. Er klonken positieve noten in de beleidsnota van de nieuwe minister van Ontwikkelingssamenwerking, maar het ziet er naar uit dat België voorlopig niet bereid is om een deel van de eigen bilaterale schulden kwijt te schelden. Het blijft ook onduidelijk of ons land op internationale fora wil pleiten voor verregaandere maatregelen die ook multilaterale en private schuldeisers verplichten deel te nemen aan schuldherstructurering, of voor de oprichting van een internationaal schuldherstructureringsmechanisme.

België was een aantal jaren geleden nog een pionier in de strijd tegen aasgierfondsen, fondsen die voor een schijntje schulden opkopen van landen in financiële moeilijkheden en dan via een gerechtelijke procedure het volledige bedrag van de schuld met rente, boetes en kosten van die landen terugvorderen. Kan ons land dat ook zijn op andere vlakken? Het is een vraag van veel middenveldorganisaties, een roep om bondgenoten in westerse regeringen, zeker op een moment dat overal autoritaire regimes en leiders het virus gebruikt hebben om uitzonderingsmaatregelen te nemen die al snel de regel worden, politieke tegenstanders het zwijgen op te leggen en de ruimte die het middenveld krijgt om te vechten voor verandering, te beperken of dicht te gooien.

Voor 11.11.11 moeten mensenrechten altijd en overal het uitgangspunt zijn. Mensenrechtenverdedigers en -bewegingen en andere middenveldactoren zijn essentiële bondgenoten. Ze verdienen te allen tijde erkenning en bescherming en moeten de nodige informatie, tools en middelen hebben om in alle veiligheid hun rol te spelen, ook in de inspanningen om de pandemie te boven te komen. De Belgische regering engageert zich in 2021 om mee te werken aan beschermingsmechanismen voor mensenrechtenverdedigers in nood en te ijveren voor meer ruimte voor het middenveld. Mooie engagementen die nu in concrete middelen en acties moeten worden omgezet.

Laat één ding duidelijk zijn: Covid-19 kent geen grenzen. Het opduiken van varianten van het virus moet alarmbellen doen afgaan. Zolang deze ziekte haar gang kan gaan, verhoogt de kans op mutaties die ontglippen aan de werking van vaccins. Hierdoor dreigen een verstoord sociaal leven en een ontwrichte economie gemeengoed te blijven. We zijn maar veilig als de hele wereld dat is. Er is een globale en solidaire aanpak nodig om dit virus klein te krijgen en iedereen een plaats te geven in de rechtvaardige en duurzame heropbouw na deze crisis. Deze pandemie mag de wereldwijde ongelijkheid niet nog meer verdiepen en het wantrouwen tussen rijke en arme landen niet verder aanwakkeren. Want we hebben elkaar hard nodig om die andere systeemcrisis – de klimaatcrisis – aan te pakken.

 

Gedurende maart publiceren we onder #1jaarpandemie een hele hoop straffe en inspirerende verhalen over de strijd voor mondiale rechtvaardigheid in tijden van corona.

Lees hier alle 11-artikelen over de coronacrisis en hou zeker onze kanalen in de gaten!