Federaal regeerakkoord doorgelicht: klimaat
De klimaatcrisis is een crisis van ongelijkheid: de landen die het minst bijdragen aan de opwarming, worden het zwaarst getroffen. Rechtvaardigheid vraagt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, maar de nieuwe regering neemt die verantwoordelijkheid onvoldoende op. België dreigt haar EU-klimaatdoelen te missen, maar beknelt het klimaatbeleid door concurrentiekracht en economische draagkracht. Het akkoord onderbenut cruciale hefbomen, zoals de uitfasering van fossiele subsidies die ze enkel gaat “onderzoeken”. Ook internationaal blijft de ambitie achter: er is geen duidelijke belofte voor klimaatfinanciering aan lagere inkomenslanden, terwijl de nood stijgt. Intussen wordt de grondstoffenstrategie vooral gestuurd door Europese belangen, zonder bindende sociale en ecologische waarborgen. Als deze regering het Parijsakkoord en de Green Deal écht serieus neemt, zijn bijkomende maatregelen noodzakelijk.
Klimaatambitie blijft dode letter?
Het regeerakkoord bevestigt engagementen zoals het Akkoord van Parijs en de EU-klimaatdoelstellingen, maar mist de maatregelen om deze doelen te halen. Dit akkoord stelt zwaar teleur op het vlak van klimaat en biodiversiteit – twee van de grootste uitdagingen van de komende legislatuur. De tekst schetst geen duidelijke hervormingen voor ons energie- en mobiliteitssysteem, onderbenut cruciale hefbomen zoals fiscaliteit en de ondersteuning van werknemers, en biedt geen concreet pad om onze fossiele afhankelijkheid af te bouwen. Klimaatbeleid wordt door deze regering daarentegen expliciet begrensd door budgettaire overwegingen en concurrentiekracht, terwijl de kosten van nietsdoen veel hoger liggen - tot 9 miljard euro per jaar tegen 2050.
De afbouw van fossiele subsidies, die in 2022 nog 15 miljard euro bedroegen (direct en indirect), wordt opnieuw uitgesteld. In plaats van een concreet en sociaal afbouwplan, blijft de regering de mogelijkheid ‘onderzoeken’. Dit terwijl de Europese Commissie al langer aandringt op een versnelde uitfasering. Hoewel de regering verwijst naar de EU-doelstelling van -55% uitstoot tegen 2030, ontbreekt enige verwijzing naar een nationale reductiedoelstelling. België ligt nu al niet op koers om haar (reeds lage) EU-doelstelling van -47% te halen, en volgens analyses van FOD Volksgezondheid en Leefmilieu is zelfs die zonder extra maatregelen onhaalbaar.
Ook op internationaal vlak blijft België achter. De uitstap uit het Energy Charter Treaty (ECT), dat fossiele investeringen beschermt tegen klimaatbeleid, wordt in vraag gesteld. Terwijl meerdere EU-lidstaten, waaronder Frankrijk, Duitsland, Nederland en Spanje, en de Europese Unie zelf hun vertrek al hebben aangekondigd, beperkt onze nieuwe regering zich tot verdere ‘analyse’. Dit is een gemiste kans om beleid weerbaar te maken en fossiele lock-ins te voorkomen.
Er zijn enkele lichtpuntjes. Zo komt er een strategie voor sustainable finance en is er de intentie om inkomsten uit het emissiehandelssysteem (ETS 1 en 2) en de koolstofgrensbelasting (CBAM) in te zetten voor klimaatbeleid en steun aan huishoudens en bedrijven. Cruciaal is dat deze middelen niet enkel compenseren, maar daadwerkelijk bijdragen aan sociaal rechtvaardig klimaatbeleid. Daarnaast zijn internationale samenwerking en (klimaat)financiering essentieel om te voorkomen dat CBAM een extra last vormt voor lage-inkomenslanden en hen in plaats daarvan ondersteunt in een koolstofarme industrialisatie.
Toch wegen deze lichtpuntjes niet op tegen het totale gebrek aan ambitie in dit regeerakkoord. België blijft achter en dreigt zowel de uitspraak in de Klimaatzaak als haar Europese engagementen naast zich neer te leggen.
Internationale klimaatrechtvaardigheid: uitblinker in afwezigheid
De klimaatcrisis treft lage-inkomenslanden het hardst. Zonder voldoende financiering dreigt een transitie van twee snelheden: rijke landen die vooruitgaan, terwijl anderen achterblijven met de gevolgen van een crisis die ze niet hebben veroorzaakt. Toch blijft het regeerakkoord stil over België’s rol als historische uitstoter en ontbreken concrete verplichtingen rond internationale klimaatfinanciering. Volgens de federale administratie haalt België haar engagement niet. Ons land zou jaarlijks minstens 540 miljoen euro moeten bijdragen, in verhouding tot onze economische draagkracht en historische uitstoot.
Daarbovenop dreigen besparingen in ontwikkelingssamenwerking de Belgische bijdrage aan klimaatfinanciering verder uit te hollen. Verlagingen van multilaterale klimaatfondsen en adaptatieprogramma’s zouden disproportioneel de meest kwetsbare landen treffen. Dit ondermijnt niet alleen klimaatrechtvaardigheid, maar verzwakt ook België’s positie in internationale onderhandelingen. In de aanloop naar de lastenverdelingsdiscussies tot 2030 moet de regering een nieuw Belgisch engagement vastleggen. Als België haar geloofwaardigheid binnen de COP-processen wil behouden, moet deze bijdrage fors omhoog ten opzichte van de huidige, ontoereikende inspanningen.
Ook over loss and damage – de vergoeding voor schade die klimaatverandering nu al veroorzaakt – blijft de regering vaag. Ondertussen tonen de overstromingen in Pakistan in 2022, met 30 miljard dollar schade, hoe dringend internationale samenwerking nodig is. De humanitaire sector kan deze kosten niet alleen dragen. Extra financieringsbronnen zijn nodig, niet alleen voor noodhulp, maar ook voor voorbereiding, veerkracht en wederopbouw. Bovendien dekken humanitaire fondsen niet alles: trage klimaatrampen, cultureel verlies en ecologische schade blijven vaak buiten beeld.
De klimaatfocus binnen ontwikkelingssamenwerking verschuift steeds meer naar de private sector, met initiatieven zoals de Global Gateway-partnerschappen in energietransitie en kritieke grondstoffen. Dit roept belangrijke vragen op over de rol en impact van deze investeringen.
Volgens Eurodad, dat een aantal projecten analyseerde, bevordert Global Gateway in de eerste plaats Europese handels- en geopolitieke belangen. Het stimuleert de privatisering van energie-infrastructuur en publieke diensten in het Globale Zuiden en kan de schuldenlast van partnerlanden vergroten.
Dit werpt de vraag op: draagt deze strategie bij aan een rechtvaardige energietransitie, met betaalbare en hernieuwbare energie voor iedereen? Of ligt de nadruk vooral op Europese energiezekerheid? Hoe wordt gewaarborgd dat private investeringen sociale en ecologische normen respecteren? En wat betekent deze focus in het algemeen voor de federale invulling van klimaatrechtvaardigheid?
Volgens 11.11.11 moet klimaatfinanciering primair bestaan uit publieke, concessionele middelen, met een sterke focus op de landen en gemeenschappen die het hardst worden getroffen door klimaatverandering. België staat bekend om zijn kwalitatieve financiering, waarbij de nadruk ligt op klimaatadaptatie en de meest kwetsbare landen. Het is essentieel dat dit zo blijft.
Grondstoffenstrategie die verder reikt dan toegang tot grondstoffen
verzilveren
De nieuwe regering schuift de toegang tot zogenaamde ‘kritieke’ grondstoffen naar voren als strategische prioriteit. De Critical Raw Materials Act (CRMA) wordt uitgerold als onderdeel van een bredere Europese strategie voor grondstoffenautonomie, gedreven door geo-economische belangen. Dit betekent onder meer stimulansen voor mijnbouw binnen Europa en een diversificatie van handelspartners. Maar terwijl de bevoorrading van Belgische industrieën wordt veiliggesteld, blijven de sociale en ecologische impact van metaalmijnbouw (in grondstofrijke landen) grotendeels onderbelicht. 11.11.11 benadrukt dat de CRMA moet kaderen binnen een breder duurzaam en rechtvaardig beleid, in samenwerking met de gewesten. Een beleid dat prioriteit geeft aan minder materiaalverbruik, milieubescherming, mensenrechten en eerlijke handel. Zonder duidelijke keuzes dreigt de regering vooral extra mijnbouw te faciliteren, in plaats van een structurele transitie in te zetten.
Het is positief dat de regering aandacht heeft voor het beperken van de milieuschade van (Europese) mijnbouw en transparantie wil bevorderen, al blijft de concretisering vaag. De rechten van lokale gemeenschappen en de bescherming van ecosystemen – inclusief de diepzee – moeten expliciet verankerd worden. Afdwingbare milieu- en mensenrechtenregels zijn hierin essentieel, mét actieve inspraak van getroffen gemeenschappen (free, prior and informed consent) – niet enkel van de private sector.
Opvallend is dat deze regering, in tegenstelling tot haar voorganger, expliciet inzet op eerlijke grondstoffenhandel in Oost-Congo. Dit is een positieve ontwikkeling, maar mag geen op zichzelf staand initiatief blijven. Een ambitieuze implementatie van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), mensenrechten- en milieunormen binnen de CRMA en eerlijke handelsakkoorden kunnen bijdragen aan een duurzamer en rechtvaardiger grondstoffenbeleid (zie hoofdstuk economie).